Hapto-therapie
‘een broeierige mix van gevoelvolle aanraking en keukenmeidenpsychologie’
Cees Renckens, Vereniging tegen de Kwakzalverij.
We besteden een extra pagina aan hapto-therapie, omdat deze website en het gelijknamige boek zijn opgebouwd rondom het drama van de familie Kok. De zus van Rob, onze ervaringsdeskundige, is er door een hapto-therapeutische behandeling achter gekomen dat er ‘meer’ met haar aan de hand was en dat haar lichaam een poort was om toegang te krijgen tot gevoelens die ze tot dan toe voor zichzelf verborgen had gehouden.
De haptonomie gaat er – kort gezegd – vanuit dat het gevoelsleven zich met name afspeelt op lichamelijk niveau. Daarbij wordt een scherpe scheidslijn verondersteld tussen ‘gevoel’ en ‘verstand’ en is het verstand vaak een gids die de verkeerde wegen bewandelt. Deze gedachte is terug te vinden in de volkswijsheid die je oproept: ‘naar je buik’ te gaan, wèg ‘uit je hoofd’! Zodat het feit dat Annemarie Kok het verhaal over haar jeugd ‘goed op een rij’ had een uiting was van ernstige pathologie. Het was zaak om te graven naar wat er onder dit verhaal verborgen lag! Het lichaam van Annemarie zou het antwoord kunnen geven.
Mogelijk is het feit dat het Griekse woord hapsis zowel tast en tastzin, als gevoel en gevoelsleven betekent, via de eerder genoemde von Domarus-redenering debet aan het idee dat gevoelens in het lichaam zijn opgeslagen en bewust kunnen worden gemaakt via aanrakingen. Deze belangrijkste pijler van de hapto-therapie wordt er echter onderuit gehaald door wetenschappers, met name in de ‘neurosciences’. Voor een goed begrip is het van belang onderscheid te maken tussen emoties – de neuro-fysiologische reacties op een prikkel – en gevoelens: de persoonlijke appreciatie van die prikkel, de uitleg die je daar aan geeft, dus.
Hoewel er vele vorderingen zijn gemaakt in de inzichten over het samenspel van emoties en gevoelens, is een onderzoek van Schachter en Singer uit 1962 nog steeds relevant bij het verduidelijken van het verschil tussen die twee. Tijdens het experiment spoten ze proefpersonen epinephrine in, naar ze zeiden om te testen welk effect dit had op het gezichtsvermogen. Epinephrine veroorzaakt een versnelde hartslag en ademhaling en het trillen van willekeurige spieren. Proefpersonen werden ofwel geïnformeerd over deze bij-verschijnselen, ofwel niet. Dan werden ze in een sitiuatie gebracht waarin iemand hen hetzij schoffeerde, hetzij euforisch was. Het bleek dat de proefpersonen die wisten welke neven-effecten de injectie had, zich dan veel minder boos of vrolijk voelden, dan degenen die hier niet over waren geïnformeerd. Gevoelde emoties zijn dus een cognitief fenomeen en uit recente onderzoeken blijkt dat ze in de hersenen ook dezelfde wegen bewandelen als andere cognities.
Niet voor niets heeft men het wel over ‘emotionele intelligentie’. Toen dit fenomeen werd gelanceerd was dat, omdat gevoelde emoties wezenlijk blijken bij te dragen aan (een goede) besluitvorming en omdat ‘gevoelens’ dus behoren tot onze kennis over de omgeving. Het E.Q. is in het volksgeloof iets spiritueels en vaags geworden, een soort paranormaal aanvoelen van de ander, verwant met empathie. Dat het nu ook tot in het lichaam is afgedaald, in de ogen van velen (waaronder haptonomen), is een potentieel schadelijke ontwikkeling, zoals het verhaal rondom Annemarie Kok laat zien. Want op deze wijze kan elke lichamelijke gewaarwording in de ogen van haptonomen een aanwijzing zijn. Niet zozeer van een medische conditie, zoals je zou denken, maar van een verborgen gevoel.
De mens is van oudsher op zoek naar wat zich verbergt achter de werkelijkheid die zich aan hem voordoet. Er is zelfs een mooie naam voor: metafysica. Omdat de ideeën over datgene wat in het verborgene blijft niet experimenteel getoetst kunnen worden, zijn ze per definitie onwetenschappelijk. Ze zijn alleen voor het denken bereikbaar.
Een zeer bekend metafysisch werk is de Phaedo van Plato, waarin hij zijn ideeënleer beschrijft, die wel wat doet denken aan de ‘morfogenetische velden’ van onze tijdgenoot Rupert Sheldrake. We kunnen daar nu niet verder over uitweiden, dat zullen we in het boek wel doen. Voor hier is het genoeg te constateren dat het onbewuste, zoals dat in het spraakgebruik bekend staat als een geheimzinnig en eigenzinnig deel van ons brein, met motieven die ons duister zijn, een overduidelijk metafysisch concept is. Zo’n ‘orgaan’ is nog nooit aangetoond. Dat laat overigens onverlet dat er ook onbewuste processen kunnen plaatsvinden in brein en lichaam. In sommige gevallen kunnen we ons daar probleemloos van bewust worden, denk maar aan de ademhaling. Andere processen verlopen automatisch en behoren tot onze fysiologie. Er is echter niets geheimzinnigs aan.
Deze site gaat met name over het idee dat herinneringen aan vreselijke gebeurtenissen uit het bewustzijn gebannen kunnen worden en dan achter de schermen een funeste invloed zouden uitoefenen op het welbevinden van de persoon in kwestie. Dit is een meta-fysische gedachtegang, net als het idee dat er achter lichamelijke verschijnselen gevoelens zitten die niet in staat zijn de ‘barrière van de ratio’ te nemen. Zoals een onbewuste, dat ons via duistere en multi-interpretabele signalen iets duidelijk zou proberen te maken, een volslagen quatsch concept is, zo is het lichaam dat ons in de taal van jeuk en pijntjes toespreekt, dat ook.
Geen wonder dat de grondlegger van de haptonomie, fysiotherapeut Frans Veldman, in zijn “Haptonomie, wetenschap van de affectiviteit” (1988) zijn kennis alleen kon overdragen in onbegrijpelijke bewoordingen, van het type:
“Het is juist door deze psychotactiële kwaliteit van het haptonomische contact dat de, aanvankelijk nog min of meer vrijblijvende rationele contactarme, die in eerste instantie grotendeels appelleert aan het existentiële lichaam, overgaat in een zekerheid biedende, bevestigende ontmoeting die dit lichaam depasseert en de mens als bezield wezen in de integraliteit van zijn zijnswijze opvat.”
In de inleiding op Wat zegt de wetenschap hebben we al gewezen op de overeenkomsten en verschillen tussen pseudo-wetenschap en wetenschap. Deze zijn niet persé te vinden in het taalgebruik, dus een moeilijk begrijpbare tekst met geleerde terminologie is in lang niet alle gevallen ook wetenschappelijk. Zoals de in Frankrijk op handen gedragen psycho-analyticus Lacan al zei op een conferentie:
Onze praktijk is een zwendel: mensen intimideren en overbluffen, ze een rad voor ogen draaien met veel dure woorden.” (26 februari 1977)
Zwendel zouden we de hapto-therapie niet willen noemen, behalve daar waar de therapeut zijn ‘aanrakingen’ aanwendt om seksueel aan zijn gerief te komen. Maar wel een therapie die zich baseert op nauwelijks expliciet gemaakte en niet bewezen inzichten. Oftewel: Men aait er maar wat overheen in de theoretische grondslagen van de haptotherapie. Op hoop van zegen.
Nonsens-therapieën kunnen meer kapot maken dan je lief is.