Le magnétisme dévoilé: het magnetisme ontmaskerd. Toen wel.
De wonder-therapie EMDR berust op een aantal misconcepties, nog afgezien van de vraag of het echt ‘werkt’.
Ten eerste is daar het westerse paradigma, dat het ‘Zelf’, het individu, een soort zon is waar de rest van het heelal omheen draait. We hebben het er bij de bespreking van PTSS al over gehad, dat dit een cultuur-gebonden stoornis is. Daar liep de liefdadigheids-organisatie van EMDR therapeuten, de EMDR-HAP, tegenaan toen vrijwillige therapeuten toesnelden bij diverse rampen in niet-westerse cultuur gebieden. Zo beschrijft Waters in zijn boek (2010) ‘Crazy like us’* de wijze waarop de zwaar getroffen Sri Lankanen omgingen met de tsunami, die in de landen rond de Indische Oceaan een kwart miljoen levens eiste. PTSS, als een individuele stoornis, kwam er niet voor en EMDR-therapeuten stonden er, ondanks al hun goede bedoelingen, met lege handen. Natuurlijk was de plaatselijke bevolking getroffen, maar niet wat wij ‘getraumatiseerd’ noemen. Waar wij in het westen de neiging hebben een trauma als persoonlijk op te vatten, als een psychologisch proces, ziet en ervaart men dat elders heel anders. In het geval van de tsunami was de problematiek van sociale aard. EMDR had daar geen enkele functie. Dat kun je overigens van een hele hoop westerse therapieën zeggen. Ze zijn veelal geheel ‘self centered’. Je kunt zelfs nog verder gaan en je afvragen hoe groot de rol van de cultuur is bij het tot stand komen van bepaalde stoornissen. In het boek zullen we een bespreking toevoegen van wat men ook wel ‘mode-ziektes’ noemt. Het is niet gezegd dat mensen de bijbehorende symptomen niet echt ervaren. Wel dat deze worden voorgeschreven door cultureel bepaalde richtlijnen. In dit feit liggen mogelijkheden ziektes en psychische stoornissen te voorkomen, die nog nauwelijks worden aangegrepen.
In het boek zullen we uitgebreid ingaan op het ontstaan van hypnose, en met name aandacht besteden aan de periode in de 18e eeuw waarin Mesmer (1734-1818) met zijn ‘dierlijk magnetisme’ furore maakte. Je mag denken over de wetenschappelijke inzichten van de 18e en 19e eeuw wat je wilt en wij zullen schielijk erkennen dat ze in het algemeen minder doordacht waren dan tegenwoordig, maar eerlijk gezegd zijn we geneigd om hierin een uitzondering te maken voor datgene wat de klinische psychologie aan onderzoeken produceert. Die rondom de effecten van EMDR zijn nauwelijks serieus te nemen, alleen al doordat ze aan geen enkele wetenschappelijke standaard voldoen. Zo kreeg bijvoorbeeld ook de controlegroep, die geen EMDR had gekregen, na afloop van het onderzoek EMDR, zodat een vergelijking op den lange duur tussen behandelden en onbehandelden niet te maken viel. Daarnaast werden onderzoeken die geen resultaat vonden niet meegerekend, omdat de cliënten naar men beweerde hetzij te zwaar getraumatiseerd waren, hetzij niet precies de juiste behandeling hadden gekregen, of een te korte. Kortom; wat niet hielp kwam niet in de statistieken. En daar men net zolang met EMDR doorgaat, tot de cliënt niet meer wordt overstelpt door zijn problemen, is de uitkomst in termen van zelfreportage altijd positief.
Maar inmiddels is EMDR helemaal mainstream geworden en is ook een instituut als het Trimbos om en wordt de therapie positief beoordeeld door de WHO (de Wereld Gezondheids Organisatie). Hoe anders was dat in de tijd van Mesmer, toen de Koninklijke Academie van Wetenschappen in Parijs (waar Mesmer woonde) een doordacht onderzoek uitvoerde naar de methoden van Mesmer, dat de basis vormt voor huidige klinische experimenten in de geneeskunde. De conclusie was dat er geen sprake was van een magnetisch veld of een bijzondere vloeistof. De genezingen van Mesmer, zeiden de hooggeleerde heren, berustten louter op suggestie.
Een potentieel schadelijke therapie (PHT).
Tegenwoordig weten we dat het placebo-effect, zoals we dat nu noemen, niet uit te vlakken is. Maar die kennis wordt ternauwernood toegepast bij de onderzoeken naar EMDR. En dat er een suggestieve werking kan uitgaan van de therapie, is wel aannemelijk. Zo wordt de therapeut in opleiding aangeraden zo dicht bij de cliënt te gaan zitten, dat de knieën elkaar bijna raken. Dat is, zeker bij een westerse therapie, hoogst ongebruikelijk en het kan zelfs intimiderend zijn. Je kunt je moeilijk aan de invloed van de therapeut onttrekken. Dit is één van de redenen dat we het met ‘dierlijk magnetisme’ of hypnose associeren.
De andere is de explosieve groei van EMDR, sinds het in 1989 is gelanceerd door Francine Shapiro (1948 -2019). De ‘ontdekker’ van EMDR was zelf een ‘wounded healer’ en was nadat ze borstkanker had gekregen m.n. geïnteresseerd geraakt in de wisselwerking tussen lichaam en geest. Hoewel ze in eerste instantie Engels studeerde, kwam ze uiteindelijk op een wat dubieuze universiteit in Californië terecht, die inmiddels niet meer bestaat. Ze studeerde er psychologie en haalde haar PhD op het onderwerp EMDR.
Haar verhaal over de wijze waarop ze op het idee kwam dat snelle oogbewegingen van links naar rechts pijnlijke gedachtes en herinneringen zouden kunnen verzachten, is legendarisch. Volgens haar merkte ze dit bij zichzelf op, tijdens een wandeling. Een van de bedenkers van de al even fragwürdige NLP, beweert echter dat ze de techniek van hem leerde.
Hoe het ook zij: EMDR sprong op de trauma-trein, waarvoor de banen inmiddels waren aangelegd. En na de eerste moeizame jaren begon het te lopen en kwamen er steeds meer onderzoeken met positieve resultaten. Er moet bij vermeld worden dat Shapiro haar techniek in meerdere opzichten goed wist te verkopen. Er werden krantenartikelen, t.v.-uitzendingen en lezingen gewijd aan het wonder dat zich voltrok. Shapiro hield de verspreiding van EMDR stevig in eigen hand en na oorspronkelijk, evenals Mesmer, te hebben gezegd dat elke buur dit kon toepassen bij iemand met een trauma, moest je uiteindelijk diep in de buidel tasten voor een EMDR-certificaat. De commercialisering van EMDR mag argwaan wekken. Evenals het feit dat EMDR z’n bereik inmiddels heeft uitgebreid: angsstoornissen, schizofrenie, verslavingen: zij allen en nog veel meer zouden door EMDR verholpen kunnen worden. Daar inmiddels is komen vast te staan dat het ook ‘werkt’ zonder de magische oogbewegingen, hoewel de wijze waarop in het duister blijft, mogen we de EMDR-beweging met de nodige scepsis bekijken. De pseudo-wetenschappelijke verklaringen die de proponenten ervan debiteren, maken het er niet geloofwaardiger op. Herinneringen zouden zijn blijven steken en samengeklonterd zijn in de hippocampus. Oogbewegingen maken ze weer los, zodat ze op de goede plek kunnen vallen. Dit soort onzin. En natuurlijk worden linker en rechter hersenhelft er weer bijgehaald. Altijd goed voor een potje neuro-wetenschappelijk schaken.
Als je dan bedenkt dat men in de therapie in eerste instantie op zoek gaat naar herinneringen aan het moment dat de problemen denkelijk heeft veroorzaakt, waarbij EMDR therapeuten verheugd vaststellen dat “de ene herinnering de andere uitlokt”, dan moet je constateren dat de EMDR-wereld zich, evenals die van RMTers, baseert op een verouderde voorstelling van zaken over herinneringen. Zoals eerder gezegd: we zullen een heel hoofdstuk wijden aan herinneringen, omdat deze – en de opvattingen erover – de spil zijn waar alles in De Doos van Pandora om draait. Veel mensen – en helaas ook klinisch psycholgen – zien het geheugen als een tijdmachine, die je weer terugbrengt naar het verleden. Daarbij kan men denken aan een soort archief, een foto-album, of zich de metafoor van een digitale geheugenopslag voor de geest halen, zoals de cloud. Sinds Freud plaatst men de herinneringen bovendien in ‘het onbewuste’, waaruit ze, soms met enige hulp, weer onveranderd kunnen worden opgevist.
Niets, echter, is minder waar. Nergens in de hersenen (ook niet in de hippocampus) zwerven complete herinneringen. Elke keer dat je een herinnering ‘ophaalt’, moet je hem actief reconstrueren uit verschillende flarden. Het resultaat zou als IKEA-bed niet voldoen, want er sluipen bij die reconstructie onvermijdelijk ‘fouten’ in. We zetten ‘fouten’ tussen aanhalingstekens, omdat het eerder interpretaties met de kennis van nu betreft, die bovendien subjectief gekleurd zijn. Wil je een waarheidsgetrouwere weergave van het verleden, heb je misschien meer aan dagboeken. Het geheugen is eerder een vorm van kennisverwerking en -integratie en heeft als zodanig zin voor onze overleving. Deze eigenschap van ons geheugen houdt ook in, dat culturele invloeden in onze herinneringen verwerkt kunnen worden. In een slachtoffercultuur, waarin men de indruk heeft dat (sadistisch) seksueel misbruik van kinderen veel voorkomt, kan deze notie terechtkomen in de geheugens van mensen die er gevoelig voor zijn.
EMDR is bovendien zo gevaarlijk, omdat het er van uit gaat dat de huidige problemen van mensen op voorvallen in hun verleden berusten. Zoals we al eerder hebben betoogd, is dat lang niet altijd het geval. En als het verleden al een rol speelt, bijvoorbeeld bij trauma’s, dan altijd in samenwerking met een gevoeligheid hiervoor. Zie: Redeneerfouten.
We besteden daarom aandacht aan EMDR, omdat het in feite op dezelfde onjuiste fundamenten rust als RMT. Het is echter minder ‘hysterisch’ van aard, in die zin dat herinneringen die bovenkomen niet tot op de bodem met een te empathische therapeut hoeven te worden uitgespit. Voor RMT geldt, dat herinneringen alleen verwerkt kunnen worden, als ze tot in detail worden besproken. Bij EMDR kan de cliënt volstaan met: ik denk dat mijn ouders me hebben misbruikt – en aangeven hoeveel spanning dat bij haar veroorzaakt, waar in haar lichaam ze dat voelt en wat dit betekent voor haar zelfbeeld. Deze negatieve inhoud moet ze vasthouden in haar gedachten, terwijl de therapeut zijn of haar toverformule uitvoert. Dit kunnen inmiddels ook klikjes, in beide oren afwisselend, zijn of andere handelingen. Dit proces herhaalt zich, totdat de cliënt zegt geen of weinig spanning meer te voelen, bij de ‘toxische’ gedachte. Dan kan ze verder met haar leven, maar mogelijk wel in de ‘wetenschap’ dat haar ouders haar hebben misbruikt. Dat zal de relatie met hun op z’n minst niet ten goede komen.
* Crazy like us. The globalization of the American psyche. Ethan Walters, Free Press (2010)