Redeneerfouten

Het gelegenheids-syndroom

Like Athena full-grown from the forehead of Zeus, PTSD arose in 1980, only 3 years after Kolb’s text [on gross stress reaction, S.] where there was no glimmer of the condition.
McHugh, P.R. & Treisman, G., PTSD: A problematic diagnostic category, Journal of Anxiety Disorders (2006), doi:10.1016/j.janxdis.2006.09.003

​Lenore Terr is één der aanhangers van het eerste uur van het idee dat traumatische – met name seksuele – ervaringen ‘vergeten’ kunnen worden. Als kinderpsychiater was ze in 1976 betrokken bij de opvang van kinderen die uit hun schoolbus ontvoerd werden en in een onderaardse opslagruimte gevangen gehouden. Al deze kinderen herinnerden zich later levendig wat er gebeurd was. Dat klopte niet met het in 1984 weer opgepoetste psycho-analytische concept dat trauma’s verdrongen kunnen worden en dus gooide Terr er een theorietje tegenaan. Ze deed in 1988 een onderzoek bij 20 jonge kinderen bij wie ernstig seksueel misbruik bewezen was en ontdekte dat 3 van hen zich de feiten later niet konden herinneren. Daar het misbruik structureel was, concludeerde ze dat eenmalige trauma’s – die ze ‘type I noemde – weliswaar onthouden worden, maar trauma’s die zich meermalen voordoen soms niet. Dat waren ‘type II trauma’s’. Het feit dat de drie betreffende kinderen onder de twee jaar oud waren tijdens het misbruik en dat infantiele amnesie dus een betere verklaring was voor haar bevindingen, speelde niet mee in haar ijver verdrongen herinneringen de ereplaats te geven die ze volgens haar verdienden. In het hoofdstuk ‘Speak, memory’ van het boek zullen we bespreken waarom geheugendeskundigen het bijzonder onwaarschijnlijk vinden dat een herhaald trauma niet wordt onthouden. Navolgers van Lenore Terr hebben er inmiddels overigens type III en IV trauma’s aan toegevoegd als verklaring voor gevonden verschillen. Om niet te spreken van ‘betrayal trauma’ (verraden te worden door diegenen die eigenlijk voor je horen te zorgen), dat door Jennifer Freyd in het leven werd geroepen om de argumenten van tegenstanders te pareren, dat kinderen in concentratiekampen immers nooit iets verdrongen of gedissocieerd hadden.

Kenmerkend voor diegenen die ervan overtuigd zijn dat je jarenlang kan denken in een tamelijk gelukkig gezin te zijn grootgebracht, terwijl er zich in de coulissen van je bewustzijn de vreselijkste voorvallen afspelen, is dat ze er ad hoc hypotheses tegenaan gooien, op het moment dat hun gedachtegoed er onoverkomelijk onderuit dreigt te worden gehaald. Lenore Terr is er met haar type I en II trauma’s een sprekend voorbeeld van, maar ook de overgang van repressie/verdringing naar dissociatie lijdt aan dit euvel, evenals de daarmee verbandhoudende naamswijziging van de Meervoudige Persoonlijkheids Stoornis (MPS) naar de Dissociatie Identiteits Stoornis (DIS). Elk boek over het verschil tussen wetenschap en pseudo-wetenschap kan je erop wijzen dat ad hoc hypotheses en ‘junk science’ twee handen op één buik zijn. 

​Lenore Terr wist in 1990 als getuige-deskundige de jury met charisma te overtuigen van haar hersenspinsel, zodat het feit dat Eileen Franklin zich op volwassen leeftijd plotseling had gerealiseerd dat ze als 8 jarige getuige was geweest van de moord op een schoolvriendinnetje – door haar eigen vader – voor zoete koek werd geslikt en George Franklin, op basis van de verdrongen herinnering van zijn dochter alléén, tot 20 jaar cel werd veroordeeld.

​Bij een advocaat die ze op een rijtje heeft en die betrokken is, kan een getuige-deskundige makkelijk tegen de lamp lopen, als zijn of haar redeneringen niet kloppen. Ook die van Terr leken met elkaar in tegenspraak want volgens haar was de herinnering aan type I trauma onderhevig aan normale processen als vergeten, terwijl type II trauma ergens in een hoekje van de hersenen bewaard blijft, onaangetast door de tijd. 

‘Hoe komt het dan”, vroeg de advocaat van George Franklin, ‘Dat de dochter van mijn client zich ten onrechte herinnert dat er bomen stonden, op de plek van de moord?’ (En hij kaartte nog veel meer details aan die niet klopten in Eileens verslag, zie daarvoor de uitgebreide behandeling in het voorwoord van het boek). Het antwoord halen we rechtsstreeks en zonder verder commentaar uit het boek dat Terr o.a. over deze zaak schreef. De lezer kan zelf wel beoordelen of het hier bullshit betreft of niet:

Hoewel Eileen Franklin op achtjarige leeftijd een type II trauma-slachtoffer was, deed zij dezelfde waarnemingen als de type I (….) slachtoffers, omdat de moord op Susan Nason haar enige ervaring met moord was. Eileen kon verdringen als een type II-kind, maar zij maakte vergissingen over de moord als een type I-kind.  

Misschien verduidelijkt dit stukje tekst beter wat een ad hoc hypothese behelst.

U zult misschien zeggen: dit is allemaal al lang geleden, maar het gedachtegoed van Terr staat in sommige klinische kringen nog torenhoog overeind (zie bijvoorbeeld ‘Van Verkracht naar Veerkracht: Overleven na seksueel misbruik. Door Ann van Ingelghem, 2018) en zo kan er bij elke gelegenheid wel een speciaal soort trauma of een syndroom uit de mouw worden geschud.

Voorschrift hoe je te gedragen bij PTSS
https://everydayfeminism.com/2016/03/all-about-ptsd/

Het meest bekende voorbeeld van een ad hoc syndroom is het ‘Post-Vietnam Syndrome’, dat uiteindelijk werd tot het Post Traumatisch Stress Stoornis (PTSS), met voorbijgaan aan de kennis uit twee wereldoorlogen over de globale stressreactie die bij soldaten in afschuwelijke oorlogs-omstandigheden kon optreden. Het woord ‘trauma’ beschreef destijds alleen nog een lichamelijke verwonding.

Dit inmiddels alom tegenwoordige syndroom werd onder invloed van een machtige lobby van Vietnam veteranen, pacifisten, mensenrecht-activisten en een paar psychiaters het diagnostisch handboek, de DSM III, binnengeloodst. Waaruit moge blijken dat veel diagnoses eerder een politieke en sociaal-culturele achtergrond hebben, dan een wetenschappelijke. Voor een onderbouwing van deze stelling verwijzen we alweer naar De Doos van Pandora – het boek.
Al spoedig dienden zich ook de acute, de chronische en de uitgestelde PTSS aan. Bessel van der Kolk en consorten lobbyen bij DSM ook voor de variant ‘complex trauma’, maar tot dusverre zonder resultaat. Daarnaast schiep de psychiatrische wereld de nodige afgeleiden van PTSS, zoals het Child Sexual Abuse Accomodation Syndrome, een theoretische gruwel waarover we in het boek nader komen te spreken, omdat het veel invloed heeft gehad op de verhoren van kinderen tijdens de hysterie over seks-schandalen bij kinderopvangcentra. En het ‘Battered Wife/Woman Syndrome’, als variant op het ‘Battered Child Syndrome’ dat een excuus vormt voor vrouwen die hun geweldadige man (bijvoorbeeld in z’n slaap) vermoorden. Het wachten is op een ‘#Metoo-syndroom’. Ook het ‘False Memory Syndrome’ heeft nog geen erkenning via DSM gekregen en het is maar zeer de vraag of je dat moet willen.

Er werden speciale klinieken voor Vietnam-veteranen opgezet: de VA Medical Centers en de zorgvuldige anamnese (het uitpluizen van de voorgeschiedenis van de patiënt) liet men varen ten behoeve van het afstrepen van de door DSM verstrekte lijst met symptomen. Zo ging de subtiele pre-PTSS kijk op het samenspel tussen stressvolle levenservaringen en de premorbide (van vòòr de ziekte stammende) persoonlijkheid volkomen verloren.

Dit verhaal lijkt misschien voor de pandora-herinneringen een ver-van-m’n-bed-show, maar het heeft er alles mee te maken. De redeneerfouten die bij het totstandkomen van PTSS opgeld deden, treffen we ook aan in de wereld van de hervonden herinneringen. Sterker nog: mensen die volgens therapeuten PTSS hebben, hebben volgens diezelfde school eveneens herinneringen verdrongen! Dat zou o.a. blijken uit het gegeven dat hun verhalen, naarmate de therapie vordert, hoe langer hoe heftiger worden. Waar kennen we dat van?
Het feit dat er op een bepaald moment (1988) 479.000 veteranen met PTSS waren, terwijl er maar 300.000 militairen in het totaal aan oorlogshandelingen hebben deelgenomen, heeft het syndroom niet aan het wankelen gebracht. Ook publicaties dat een aanzienlijk deel van de vermeende veteranen helemaal nooit in Vietnam was geweest deden dat niet. Onderzoeken schatten dat 75% van de gediagnosticeerde post-Vietnam PTSS’ers de ziekte pretenderen.

Gezien de overtuiging waarmee pandora-dochters en -zonen hun fictieve herinneringen te berde brengen, kun je je afvragen of een aantal van die veronderstelde pretendenten misschien werkelijk geloofde in hun heldhaftige avonturen in Vietnam. Dat doet hier echter minder ter zake. We kunnen een aantal opmerkelijke parallellen zien tussen het PTSS-gebeuren en de zaak van de pandora-herinneringen, los nog van het feit dat ze beiden ontspruiten aan een volledig doorgeslagen trauma-cultuur.

1) Voordat PTSS geboekstaafd werd, werd gepoogd de verslagen van patienten bij derden te toetsen. Niet alleen de vraag of de belevenissen die ze noemden ook echt hadden plaatsgevonden, maar eveneens of er al specifieke psychische problemen waren, voordat ze aan oorlogshandelingen deelnamen. Niet zelden was de conclusie dat de persoonskenmerken die we nu zien als puur het gevolg zijnde van een psychisch trauma, al vòòr de stressvolle gebeurtenissen aanwezig waren. 

Hoe vaak hebben we ouders van pandora-kinderen niet horen verzuchten: waarom komt die therapeut niet ook eens met òns praten? Zodat we hem/haar wat achtergrond-informatie kunnen geven! Welnu: voor 1980 werd dat gewoon gedaan.

2) Om het eens bot te zeggen: de behandeling van PTSS helpt op den duur geen barst. In het begin zeggen de patiënten meer eigenwaarde te hebben en een gelukkiger gezinsleven. Na verloop van tijd gaat het echter van kwaad tot erger en vinden er bijvoorbeeld meer zelfmoordpogingen plaats dan voor de behandeling. In dit proces is vooral de emotionele focus op het ‘trauma’ infaust. Israelische psychiaters, die zich concentreerden op het verhelpen van problemen van soldaten in het hier-en-nu, hadden meer succes. In het boek zullen we verder uitwijden over het gevaar van teveel empathie in huidige therapieën.

3) Symptomen als lusteloosheid, slaap- en concentratieproblemen e.d., kunnen van alles betekenen. Ook als ze optreden na een stressvolle periode of ervaring is het belangrijk aan differentiële diagnostiek te doen en andere psychiatrische stoornissen dan PTSS (of verdrongen herinneringen aan seksueel misbruik) niet uit te sluiten. De houding overal een ‘trauma’ achter te zoeken zien we ook bij in de pandora-wereld. Niet elke eetstoornis duidt echter op een verborgen trauma. Sterker nog: eetstoornissen hebben niks van doen met ‘dissociatieve amnesie’. Dit brengt ons op Judith Herman, wiens boek ‘Trauma en Herstel’ we op deze site al verscheidene keren hebben genoemd in verband met redeneerfouten en irrationele conclusies. 

De trauma-mythe

For the larger society, the social context [of trauma, S.] is created by political movements that give voice to the disempowered.
Judith Hermann (1992, blz 9)

Volgens Judith Herman en veel trauma-onderzoekers en therapeuten werd de erkenning van trauma en slachtofferschap voor de jaren ’70 actief en passief gefrustreerd door de patriarchale cultuur, ondermeer omdat men het vermogen van de mens om kwaad te verrichten niet onder ogen wilde of kon zien. Volgens haar bestaan psychische trauma’s los van de historische en culturele context, maar is de maatschappij er lange tijd blind voor geweest. Mede dankzij het feminisme heeft men tegenwoordig in toenemende mate oog voor de slachtoffers, onderdrukten en de gevolgen van traumatische ervaringen.

Zoals elke mythe is dit een aansprekend verhaal, dat ongetwijfeld een kern van waarheid bevat. Zo was er in de 50er jaren in Nederland nauwelijks aandacht voor overlevenden van de concentratiekampen en m.n. voor Joden, die vaak grote delen van hun familie waren kwijtgeraakt. Het was: schouders eronder en verder maar weer. Maar zoals bij veel mythes slikken we, ook bij deze, de vooronderstellingen waarop ze zijn gebaseerd voor zoete koek. Want is het wel zo dat een syndroom als PTSS universeel is en bijvoorbeeld eveneens in de Oudheid voorkwam? Hebben verschijnselen als nachtmerries in elke cultuur dezelfde betekenis? Is er een collectieve component in het beleven en verwerken van trauma? Kun je, naast te weinig, ook teveel oog voor trauma hebben? Hoe wordt vormgegeven aan trauma door een (ik)cultuur die de nadruk op slachtofferschap legt, ten koste van het ondersteunen van veerkracht?

In hoofdstuk 5 van ons boek: Besmettelijke Ideeën, zullen we onder de paragraaf ‘De slachtoffercultus’ laten zien dat psychiatrische en psychische problemen geen entiteiten zijn die geduldig liggen te wachten tot ze worden ontdekt, maar dat ze tevens hun vorm en hun inhoud krijgen door de cultuur waarbinnen ze tot stand komen. Eén van de voortvloeisels hiervan is het feit dat het tegenwoordig lucratief is om slachtoffer te zijn. Maar het is ook moreel hoogstaand: als overlever van het kwaad, in welke vorm dan ook, behoor je immers per definitie tot de ‘goeden’? Bovendien vormt het slachtofferschap een verklaring voor een hele hoop wat er in het dagelijks leven niet goed gaat en het ontslaat je van de verantwoordelijkheid daarvoor. Immers: je bent slachtoffer

​Het probleem met de poltieke achtergrond van de trauma-cultuur is dat mensen die opmerkingen maken, of onderzoeken verrichten waarvan de inhoud niet binnen de mythe past, het verwijt krijgen hetzij patriarchaal en man (en ook nog WIT!) te zijn, hetzij verkrachters en pedofielen, ofwel mee te heulen met deze groepen (en met de verdorven ELITE). Zo zijn er zijn veel onderzoeken verricht waaruit bleek dat seksueel kindermisbruik niet of nauwelijks invloed heeft op het latere psychisch functioneren. Deze uitkomsten passen niet in het plaatje en in plaats van boos te worden op de boodschapper, is het zaak om je af te vragen waarom niet. Het antwoord zullen we in De Doos van Pandora, het boek, nader motiveren. Voor hier is het voldoende te constateren dat de beeldvorming rondom CSA (Child Sexual Abuse) gekleurd is door de bovengenoemde belangengroeperingen, die het op de kaart wilden zetten. Zonder gebaseerd te zijn op epidemiologisch onderzoek heeft het idee postgevat dat incest in gezinnen eerder regel dan uitzondering is. Bovendien gingen hervonden herinneringen eraan gepaard met gruwelijke taferelen, waarin zaken als kachelpoken, donkere kelders en poep-moeten-eten een belangrijke rol speelden. En degene die dat deed kon je vriendelijke buurman zijn. Sterker nog: zeer waarschijnlijk wàs het je buurman!

Dit is waar mythe-vorming zich wreekt. Ook het woordgebruik dient als voertuig voor de impressie dat ‘ontucht’ met kinderen altijd een zeer ernstige zaak is. In het grootste deel van de gevallen betreft het echter knuffelen en strelen, zaken die door een jong kind niet als traumatisch worden ervaren. Pas als ze zich dit op volwassen leeftijd – onder invloed van de heersende ideeën – herinneren en de gebeurtenissen her-evalueren, kan het gebeuren dat ze er het etiketje ‘seksueel misbruik’ op plakken en alsnog in de trauma-modus schieten. 
In ons boek zullen we deze en andere stellingnames zowel met de wetenschappelijke literatuur erover, als met verhalen, illustreren. Eén van de voorbeelden betreft de jeugd van de Franse Lodewijk (Louis) XIII, in de 17e eeuw. Zijn leven is door de hofarts nauwkeurig opgeschreven, inclusief het feit dat er onder volwassenen aan het hof bijzondere aandacht was voor het piemeltje van de kleine Lodewijk. Dat was nu niet bepaald ‘een private part’, want het werd gestreeld en geknuffeld waar iereen bij was. De arts doet er ook niet moeilijk over in zijn dagboeken. Het was kennelijk iets dat erbij hoorde en waar niemand zijn wenkbrauwen over fronsde. Daarbij moeten we bedenken dat het orgaantje van reusachtig belang was voor het voortzetten van de dynastie. Het verdiende het daarom wel om in het zonnetje gezet te worden.

Maar het is waar: ‘volwassen seks’ met kinderen komt voor en is altijd voorgekomen. Penetratie is bijna altijd bij medisch onderzoek aanwijsbaar. Het pre-puberale lichaam is er niet op gebouwd. Het is zaak deze praktijken ten stelligste te veroordelen en zo mogelijk aan te pakken. Maar de betrokken kinderen, die werkelijk ‘slachtoffer’ mogen worden genoemd, zijn er niet bij gebaat als een jong kind dat op cultureel gedefinieerde dubieuze plaatsen (private parts) wordt gestreeld, ook als slachtoffer of zelfs ‘overlever’ wordt beschouwd. Het teveel geknuffelde kind wordt alsnog getraumatiseerd: hetzij op jonge leeftijd, doordat Jeugdzorg erbij betrokken wordt en het kind haar vader of moeder als ‘slecht’ kan gaan zien, ofwel op oudere leeftijd, als ze alle onvolkomenheden van haar leven aan dit teveel aan liefde gaat ophangen. 

Wij lezen en horen vaak het politiek correcte: incest is natuurlijk afschuwelijk, maar…. Waarna een betoog volgt dat de mythe er enigszins onderuit haalt. Laten we dat niet meer doen, zolang incest en seksueel misbruik niet duidelijker gedefinieerd zijn. Naast strelingen op onwelvoeglijke plaatsen, is er in de terminologie namelijk ook sprake van ‘verhulde incest’ (covert incest). Het betreffende kind wordt op geen enkele onzedelijke wijze betast door de ouder. Echter: het voelt dat deze ‘vieze’ gedachtes koestert. En u begrijpt: dat is enorm traumatiserend! Een dergelijke ouder wordt in de desbetreffende lectuur dan ook ‘toxic’ genoemd.

​Experts

“It’s (sexual abuse) so common that I’ll tell you, I can within 10 minutes, I can spot it as a person walks in the door, often before they even realize it. There’s a trust, a lack of trust, that’s the most common issue. There’s a way that a person presents themselves. There’s a certain body language that says I’m afraid to expose myself. I’m afraid you’re going to hurt me.”
CNBC program Real Personal on April 27, 1992. Brenda Wade, Ph.D.

versus:

Richard P. Feynman (theoretisch natuurkundige, 1918-1988) “Science is the organized skepticism in the reliability of expert opinion.”

We hebben het op deze site al vaker gehad over ‘begging the question’, maar omdat deze denkfout op bijna elke geschreven bladzijde van  klinische trauma-deskundigen voorkomt, willen we hem ter gelegenheid van deze aan ‘redeneerfouten’ gewijde pagina nog eens met een paar doorzichtige voorbeelden onder de aandacht brengen:

A.

  • Het blijkt dat communisten vaak merk tandpasta X gebruiken.
  • Ik gebruik ook X om mijn tanden te poetsen. 
  • Is daarmee gezegd dat ik communist ben?

​Deze redenering kun je op van alles toepassen: films waar je naar kijkt, verenigingen waar je lid van bent, goede doelen waar je aan geeft. De crux van de foute conclusie zit hem in het feit dat gedacht wordt dat communisten X gebruiken OMDAT ze communist zijn. (Of natuurlijk, dat je communistisch wordt van die tandpasta). 

​Op deze wijze worden ook diverse psychologische testen opgesteld. Men kijkt welke antwoorden erkende schizofrenen geven op, bijvoorbeeld, de Rohrschachtest. Geeft een patiënt een gelijkluidend antwoord, is hij DUS schizofreen.

B. (een voorbeeld uit de trauma-wereld).

  • In 1983 munt dr. Roland Summer het hierboven reeds genoemde Child Abuse Accomodation Syndrome (C.A.A.S.). Dit beschrijft gedrag dat kinderen volgens hem vertonen als reactie op een seksueel trauma. 
  • Vervolgens schrijft hij dat als een kind dergelijk gedrag vertoont, dit een bewijs vormt dat het misbruikt is.

Dit voorbeeld is misschien moeilijker te doorgronden, maar het verschilt niet wezenlijk van voorbeeld A. Opvallend bij dit soort onderzoeken is, dat er geen controlegroep van niet-misbruikte kinderen is onderzocht, om vast te stellen dat deze het betreffende gedrag niet vertonen, zodat het waarschijnlijker wordt dat ze zich zo gedragen DOOR het trauma. Dat feit heeft onnoemelijk veel leed veroorzaakt, omdat de gepropageerde manier van ondervragen bij kinderen die ontkennen en die volgens het C.A.A.S. DUS misbruikt zijn, uiteindelijk alleen maar kan leiden tot een bevestiging bij doorvragen, wat eveneens bewijst dat er misbruik heeft plaatsgevonden. Dit is weer een andere redeneerfout: de cirkelredenering, die als bijzonderheid heeft dat hij niet te falsifieren is.

Het idee dat het de onderzoeker nader bij de waarheid brengt als dezelfde vraag keer op keer wordt herhaald, getuigt overigens van een zeer gebrekkige kijk op de psychologie van kinderen. Het komt namelijk maar zelden voor dat volwassenen een kind een vraag stellen, waarop ze zelf het antwoord niet weten en als dat al gebeurt zijn het zeer open vragen, zoals ‘Waar ben je geweest?’ Een kind – maar voor veel volwassenen geldt dit ook – is gewend dat een herhaling van de vraag betekent dat hij een fout antwoord heeft gegeven. “Hoe schrijf je ‘ik vind’?” Bij een juist antwoord zal de vraag niet herhaald worden. Dus als een vriendelijke, empathische ondervraagster keer op keer blijft vragen of de meester aan je ‘private parts’ heeft gezeten, geef je als kind op een bepaald moment het ‘juiste’ antwoord: JA. Het door en door-vragen leidt tenslotte tot raden, waarbij haarfijn wordt aangevoeld dat het juiste antwoord ligt in lelijke dingen, die meester zou hebben gedaan. Vandaar dat er niet-bestaande kelders opduiken en wat dies meer zij. Alles om de voyeuristische volwassene te behagen!

In dit licht moet u de opmerkingen van Brenda Wade hierboven zien – en alle therapeuten die op grond van de wijze waarop u uw thee drinkt, een hand geeft, zich kleedt of loopt, zeggen met zekerheid in u een misbruikslachtoffer (of iets anders) te zien en hun therapeutische houding aan dit inzicht gaan aanpassen.

C.

  • Zij hebben het (ongefundeerde) idee dat misbruikslachtoffers bepaalde kenmerken vertonen.
  • En als ze die kenmerken tegenkomen verklaren ze u tot misbruikslachtoffer en gaan samen met u op zoek naar herinneringen daaraan.

​Rechtsomkeert maken, zouden we zeggen, anders wordt u alsnog getraumatiseerd! 

Herinneringen hervinden

When the clock strikes thirteen, it is time not just to question the thirteenth chime but the previous twelve as well.
Mark Twain

​​ © Splash News/Corbis

Onder Pandora-herinneringen zijn we uitgebreid ingegaan op de kenmerken van deze fictieve hervonden herinneringen. Hier willen we daar graag nog een belangrijk aspect aan toevoegen, dat traumatherapeuten aan het denken zou moeten zetten. Het betreft het feit dat volgens eendere methodes (zoals hypnose) ook herinneringen aan alien-ontvoeringen en vorige levens worden opgevist. Het hangt bijna geheel van de overtuiging van de therapeut af of iemand zich incest herinnert, kwaadaardig gedachtes van de ‘toxic parents’ tijdens of vlak na de conceptie, Satanisch Ritueel Misbruik, ontvoering en verkrachting door buitenaardse wezens, of de dood na martelingen door Mengele in een vorige incarnatie. Maar waarschijnlijk zoeken mensen die dit soort overtuigingen aanhangen ook een bijbehorende therapeut. Uit onderzoek blijkt dat de meeste ‘experiencers’ (iemand die een ervaring heeft gehad) van alien-abduction, ook voordat de vermeende ontvoering plaatshad al bepaalde spirituele overtuigingen koesterden. Dit is overigens tevens een eigenschap, die veel fantasy-prone personalities kenmerkt. Een opmerkelijk aantal pandora-dochters en zonen voelt zich aangetrokken door New Age of soortgelijke stromingen

De mythe van de Alien-ontvoeringen doet in de verte denken aan die van NDE, bijna-dood ervaringen. Dat geldt met name voor het feit, dat beide groepen zeggen dat de ervaringen hen achteraf hebben verrijkt, hun leven betekenis hebben gegeven en hun spiritualiteit verdiept. Het zijn niet de minsten die zich van de ‘echtheid’ van deze ervaringen laten overtuigen. Een Nederlandse proponent van het NDE-gedachtegoed is de cardioloog Pim van Lommel. We wijden een paragraaf aan de redeneerfouten die hij in zijn boek ‘Eindeloos Bewustzijn’ maakt, omdat sommige ervan vergelijkbaar zijn met degenen die gemaakt worden door de groep die verdrongen herinneringen propageert.

​In het Engelse taalgebied was het professor John Mack, een gelauwerde en charismatische psychiater aan Harvard Medical School, die zijn onderzoek naar alien-abductees begon in de veronderstelling bij hen een psychiatrische stoornis aan te treffen. Die was er niet, althans niet meer dan onder de gemiddelde bevolking, maar Mack was verkocht. Hij viel voor de ‘echtheid’ van de ervaringen waar hij op stuitte, het feit dat de meeste verhalen opvallende overeenkomsten vertoonden en de redenering dat je zoiets toch niet zou verzinnen, mede gezien de maatschappelijke scepsis die er bestaat. 

Deze argumenten vormen ook de kern van het betoog van clinici, die ervan overtuigd zijn dat hervonden herinneringen aan misbruik echt zijn. Maar voor alle gevallen geldt dat het met de maatschappelijke scepsis nogal mee-valt. Een kritische houding is met name te vinden onder wetenschappers en om die reden kreeg Mack ook een onderzoek door Harvard University te verduren. De overeenkomsten kunnen verklaard worden door de uitgebreide verslagen in de media, door mensen met hervonden herinneringen aan welke onzinnige gebeurtenis dan ook. Er is als het ware een ‘mal’ ontstaan voor de betreffende verhalen, of ze nu over seksueel misbruik of over alien-ontvoeringen gaan. Bovendien worden de gebeurtenissen weliswaar in geuren en kleuren en met veel emoties beschreven, maar de wijze waarop ze geuit worden, zegt niets over het waarheidsgehalte ervan, zoals elke forensisch psycholoog u kan vertellen. 
Mogen we dan nu de volgende redenering toepassen:

D.

  • Er worden hervonden herinneringen opgewekt aan ongeloofwaardige gebeurtenissen als reincarnatie en alien-abduction 
  • Met dezelfde technieken krijgt men herinneringen aan seksueel misbruik in de jeugd. 
  • Deze herinneringen zijn niet geloofwaardig.

​Volgens ons valt bovenstaande niet onder ‘begging the question’, omdat er sprake is van een causaal verband tussen de gebruikte technieken en het resultaat: de hervonden herinneringen. Zoals we al schreven: het zou te denken moeten geven. Maar je kunt, op grond van deze redenering alleen, niet uitsluiten dat er ook ware herinneringen worden geproduceerd. Denk maar aan:

E.

  • Jantje heeft zijn moeder al duizend keer geroepen, omdat er een wolf in zijn kamer zou zijn.
  • Het bleek telkens niet waar te zijn.
  • Als Jantje weer roept, moet zijn moeder hem dus niet geloven. 

Bewijzen dat iets niet bestaat

“If I were to suggest that between Earth and Mars there is a china teapot revolving about the Sun in an elliptical orbit, nobody would be able to disprove my assertion provided I were careful to add that the teapot is too small to be revealed even by our most powerful telescopes. But if I were to go on to say that, since my assertion cannot be disproved, it is intolerable presumption on the part of human reason to doubt it, I should rightly be thought to be talking nonsense. If, however, the existence of such a teapot were affirmed in ancient books, taught as the sacred truth every Sunday, and instilled into the minds of children at school, hesitation to believe in its existence would be a mark of eccentricity and entitle the doubter to the attention of the psychiatrist in an enlightened age or of the Inquisitor in an earlier time.”
Russell B.(1952) Is there a God? 

http://www.personal.kent.edu/~rmuhamma/Philosophy/RBwritings/isThereGod.htm

​Magisch denken

 ‘Jaarkrant 1994’, persoonlijk archief Saskia van der Stoel

J. (5) stelt voor één van de twee pasgeboren geitjes R. te noemen, naar haar jongere zusje. Maar R.(2) tekent bezwaar aan: “Als die dan dood gaat, heb ik geen naam meer!”

Statistische fouten en misleidingen

Backlash-redeneringen

  • De geschiedenis herhaalt zich.
    Hysterie
    Het verraad van Freud
    Treatise on evidence (1934)
  • Het patriarchaat in het algemeen en daders in het bijzonder verdedigen zich tegen terechte aantijgingen.

Het ‘anecdotisch bewijs’

  • Hij/zij wilde het zelf eerst ook niet geloven
  • De ‘echtheid’ van de emoties
  • Zoiets verschrikkelijks verzin je niet
  • De puzzelstukjes

Lichaamsherinneringen

Your body, believe it or not, remembers everything. Sounds, smells, touches, tastes. But the memory is not held in your mind, locked somewhere in the recesses of your brain. Instead, it’s held in your body, all the way down at the cellular level.
Lia Mack. Survivalmanual. 17-08-2015.

Kan het lichaam zich dingen herinneren? 
Het is maar wat je daaronder verstaat. Dat cellen een vorm van geheugen hebben, staat vast. U hebt vast wel eens gehoord van de cellen van ons immuunsysteem, die een indringer (bacterie of virus) sneller herkennen, als ze er eerder mee in contact zijn geweest. In feite zijn vaccinaties op dit principe ‘geënt’. Maar ook andere lichaamscellen kunnen ervaringen ‘onthouden’. De extreme honger waaraan mensen in de winter van ’44 leden, liet zelfs sporen na bij hun kinderen en kleinkinderen. Let wel: sporen in hun erfelijk materiaal.

Maar is het ook zo dat – bijvoorbeeld – seksueel misbruik in het geheugen van cellen wordt opgeslagen? Dat is waar de denkfout om de hoek komt kijken. De reden is, dat we een hele hoop processen als ‘geheugen’ bestempelen, die vaak onvergelijkbaar zijn. Het feit dat er één en hetzelfde woord voor wordt gebruikt leidt tot een redenering volgens het ‘von Domarus principe’. Von Domarus was een Nederlandse psychiater (1893-1958), met een speciale belangstelling voor het gebruik van logica bij schizofrene patienten.* Hij gebruikt als illustratie van zijn principe een schizofrene vrouw, die dacht dat ze de maagd Maria was. Waarom? Omdat zij ook ‘maagd’ was. 

Iets vergelijkbaars doen therapeuten die het geheugen van cellen gelijkstellen met dat van de mens als geheel, of bijvoorbeeld dat van een computer. Omdat in alledrie gevallen de term ‘geheugen’ wordt gebruikt, schakelen ze deze zeer diverse vormen van opslag gelijk. Dat is hetzelfde als de energie van een biljardbal uitrekenen met E = mc2 (massa is een vorm van energie).

Moeten we hieruit nu afleiden dat iedereen die denkt dat trauma’s in het lichaam opgeslagen worden, schizofreen is? Nee, dan zouden we ons ook aan een drogredenering schuldig maken. Maar het getuigt wel van wetenschappelijke ongeletterdheid om dit te beweren. Vooral als ook nog eens wordt gesuggereerd dat deze herinneringen weer gedecodeerd zouden kunnen worden.

Het ter discussie stellen van pandora-herinneringen her-traumatiseert overlevers.

​Ook dit is maar hoe je het bekijkt. Wij kunnen er tegenover stellen dat juist het bevestigen van pandora-herinneringen de zogeheten ‘overlever’ traumatiseert. Dat moge blijken uit het feit dat het in de meeste gevallen niet beter met haar gaat. Niet alleen raakt ze alle of veel familieleden kwijt, ook lijdt ze onder afschuwelijke beelden en is vaak niet meer in staat te werken. Haar wereldbeeld is ten kwade veranderd en ze voelt zich onveilig. Haar leven is teruggebracht tot de jacht op steeds meer en heftiger herinneringen. Niet zelden begeeft haar relatie het. 

Het is overigens onmiskenbaar een feit dat twijfel door de buitenwereld aan herinnerd seksueel misbruik vernederend kan zijn. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen mensen die aan waarheidsvinding moeten doen, zoals de politie – en naasten.
De eerste groep moet bewijzen hebben, wil ze een eventuele aangifte handen en voeten kunnen geven. Wat ze persoonlijk geloven, doet er niet toe, of zou er niet toe moeten doen.
Als naasten een verhaal over misbruik echter niet geloven, is dat inderdaad een zeer pijnlijke zaak, want in feite is het de persoon die dit heeft ondergaan, die ter discussie wordt gesteld. Soms is dat terecht, omdat het vermeende slachtoffer al vaker blijk heeft gegeven van overdrijving, fantasie, of een behoefte in het middelpunt te willen staan. Maar op het moment dat een slachtoffer van seksueel misbruik los van wie ze is niet geloofd wordt door haar naasten, omdat de dader die ze noemt bijvoorbeeld in hoog aanzien staat als gelovige, familievriend of therapeut, betekent dat dat men het woord van de vermeende dader serieuzer neemt dan dat van het slachtoffer. Bovendien maakt men degene die dit zegt te hebben beleefd, monddood. Dat is een kwalijke zaak en in sommige gevallen traumatiserend.  

Denkfouten rondom het F.M.S.-gedachtegoed in de ogen van proponenten van hervonden herinneringen

We willen op deze site en in het gelijknamige boek ook aandacht besteden aan ‘de andere kant van de zaak’, al was het alleen maar om ‘confirmation bias’ te voorkomen. Als je alleen leest over de denkfouten van mensen – waaronder wetenschappers en therapeuten – die ervan overtuigd zijn dat er zoiets bestaat als het verdringen of dissocieren van herinneringen aan verschrikkingen.