http://www.survivormanual.com/?s=body+memories
Een pandora-herinnering is:“a condition in which a person’s identity and interpersonal relationships are centred around a memory of traumatic experience which is objectively false but in which the person strongly believes.”
Paul McHugh
Voordat we nader op pandora-herinneringen ingaan zullen we hieronder in het kort een aantal mythes en misverstanden aanstippen, die er heersen omtrent het geheugen.
Het ‘normale’ geheugen.
”False memories are by no means rare occurrences in most of us . . . Most people probably are in doubt about certain matters ascribed to their past. They may have seen them, may have said them, done them, or they may only have dreamed or imagined they did so.”
William James (1890) The principles of psychology (vol 1) New York (NY)
Het bovenstaande citaat van William James (1842-1910), die ook wel ‘De vader van de Amerikaanse psychologie’ wordt genoemd, gaat niet persé over pandora-herinneringen. Uit alles mag blijken dat het normale geheugen bijzonder feilbaar is, als je het tenminste beschouwt als een soort tijdmachine, die inzichten verschaft over het verleden. In ons boek zullen we wat dieper ingaan op de vele facetten van het geheugen. Hier stippen we met name die kenmerken van het autobiografisch geheugen aan, die ervoor kunnen zorgen dat herinneringen ontaarden.
1) Herinneren is ook een sociaal fenomeen.
Er doen veel termen de ronde die verwoorden dat het geheugen niet het exclusieve voorrecht is van een individu. In de wetenschappelijke literatuur worden de termen collectief geheugen, sociaal geheugen, communicatief geheugen en groepsgeheugen enigszins door elkaar gebruikt om een meer subjectieve inhoud van gemeenschappelijke ervaringen aan te geven, dan bijvoorbeeld de geschiedschrijving beoogt.
Herinneringen en verhalen overlappen elkaar in structuur en als jong kind leer je van je sociale omgeving welke voovallen ‘memorabel’ zijn – en welke niet. En hoe ze te verhalen. Dit verschilt overigens per cultuur en tussen de sociale geledingen. Voor ons onderwerp is het van belang erop te wijzen dat groepsprocessen, zoals die bestaan binnen religies of bij bepaalde therapie-vormen, een belangrijke rol spelen bij het vormgeven van herinneringen.
In de Engelse wetenschappelijke literatuur wordt gerept van narrative induction op momenten dat volwassenen als nieuwelingen een bedrijf binnenkomen, of zich bijvoorbeeld aanmelden voor de AA (Alcoholics Anonimous). Er spelen zich dan twee afzonderlijke processen af, die echter min of meer gelijktijdig plaatsvinden: A. Je leert de verhalen waar de nieuwe sociale omgeving op gestoeld is, begrijpen en gebruiken. En B. Je past je eigen herinneringen aan, zodat ze passen in de normen, waarden en doelstellingen van de groep.
Het behoeft geen betoog dat alleen al het feit te worden toegevoegd aan een groep overlevers van seksueel misbruik, herinneringen kan vervormen in de richting van een incest-verleden of erger.
2) Subjectiviteit
Memory requires more than dating of a fact in the past. It must be dated in my past. In other words, I must think that I directly experienced its occurrence. It must have that “warmth and intimacy” […] as characterizing all experiences “appropriated” by the thinker as his own.
William James (1890), Principles of Psychology. Vol. I, New York, (NY).
Subjectiviteit kenmerkt niet alleen gemeenschappelijke herinneringen, maar ook de particuliere. Het is een aspect dat onlosmakelijk verbonden is met de menselijke psychologie en daarmee ook met het geheugen: er is altijd sprake van een perspectief, hetzij dat van de groep waartoe men behoort, hetzij individueel.
‘Subjectief’ wordt in het spraakgebruik tegenover ‘objectief’ gesteld. Dat je het koud hebt is een subjectieve ervaring, dat de thermometer 18 ºC meet, geldt voor iedereen en is een objectief feit.
Zo gesteld kan het lijken alsof iedereen tevens zijn eigen waarheid heeft en deze gedachte wordt nogal eens gebruikt om pandora-herinneringen te rechtvaardigen. In ons boek zullen we wat dieper ingaan op het postmodernisme, een ietwat doorgeslagen stroming die ten grondslag ligt aan de ideeën van de ‘Recovered Memory Therapy (RMT).
Het idee van het postmodernisme is niet alleen dat je als persoon een eigen waarheid hebt, maar ook dat je je eigen waarheid kunt creëren. Dit wordt van belang geacht in een wereld waar De Waarheid volgens aanhangers van het postmodernisme met name geclaimd wordt door het patriarchaat en de ratio. Beide instanties zouden de bron van alle kwaad zijn, zoals bijvoorbeeld gebleken was tijdens de wereldoorlogen. In plaats van de ratio, kreeg nu het gevoel het primaat. Als er al iets waar was, was het ‘je gevoel’. U begrijpt waarschijnlijk wel dat dit idee de weg kan effenen naar pandora-herinneringen en tevens naar de houding van therapeuten deze vooral niet ter discussie te stellen. Postmodernisten hebben inderdaad een geheel eigen waarheid gecreëerd. Eén waarin bijna alles een uiting is van de verderfelijke en onderdrukkende macht van blanke mannen.
Dat De Objectieve Waarheid niet ergens buiten ons ligt te wachten om ontdekt te worden, was (wetenschaps)filosofen al sinds het einde van de 18e eeuw duidelijk bij monde van Immanuel Kant. Deze merkte op dat de wereld, zoals die bij ons binnenkomt via de zintuigen, een grote chaos zou lijken, als we deze niet categoriseerden. Een voorbeeld van zo’n categorie die in onze hersenen is ingebouwd, is de causaliteit: het idee dat gebeurtenissen een oorzaak hebben en een gevolg. Zoals we elders op deze site hebben aangetoond kan deze a priori categorie ook tot de nodige denkfouten aanleiding geven.
We kijken dus met een speciaal geslepen bril naar de werkelijkheid, maar daarmee is nog niet gezegd dat het hele concept ‘objectieve waarheid’ op de schop moet. De psychologie bestudeert in feite de wisselwerking tussen de manier waarop deze ons raakt – onze subjectiviteit – en de wijze waarop we haar via de ratio kunnen leren kennen. Er is nog een wereld te winnen door daarmee rekening te houden. Ook herinneringen kunnen gezien worden als een product van deze wisselwerking. Als de ‘reality-testing’ eruit wordt weggehaald, hebben ze geen bodem meer. Op het kenmerk van pandora-herinneringen om zich van kwaad tot erger te ontwikkelen, komen we hieronder terug.
3) Een herinnering vertoont een sterke gelijkenis met een verhaal.
Telling our stories is what saves us. The story is enough… The very act of storytelling, of arranging memory and invention according to the structure of narrative is, by definition, holy.
Jamer Caroll (1996) An American Requiem: God, My Father, and the War That Came Between Us
In een autobiografie, zoals die van James Caroll, waaruit het bovenstaande citaat is ontleend, is er letterlijk sprake van een levens-verhaal. Herinneringen worden opgenomen in een narratieve structuur. De cognitieve psychologie is er nog niet helemaal over uit, maar er bestaan vermoedens dat de verhaal-structuur deel uitmaakt van onze neurologische uitrusting (zoals de causaliteit hierboven). Dat zou verklaren waarom verhalen beter onthouden worden dan losse feiten en andersom: waarom losse feiten nauwelijks in staat zijn een eenmaal gevestigde overtuiging er onderuit te halen.
Een verhaal is nauwelijks denkbaar zonder een luisteraar, lezer – of meer recentelijk ook kijker. De kleinst denkbare eenheid bestaat uit een soort vestzak-broekzak constructie, waarin de verteller ook degene is aan wie het verhaal wordt verteld. Er is de laatste decennia in de populaire psychologie veel te doen over een Zelf (met hoofdletter), dat begraven zou liggen onder allerlei lagen van aanpassingen aan autoriteiten als ouders, leerkrachten en cultuur. Zoals in door het postmodernisme beïnvloede stromingen te doen gebruikelijk, is dit een kwalijke zaak en moet het onbeschreven blad, het enige Ware Zelf, uit al deze storende aankleefsels worden opgediept, wil men zich aan de psychologische erfzonde ontworstelen. De moderne psychologie echter, heeft een andere visie op het autobiografische Zelf. Dit ontstaat, denkt men, door het bewerken van herinneringssporen tot een levensverhaal. Daar waar dit verhaal ook aan anderen wordt verteld krijgt het steeds meer de structuur van een narratief – met de ik als held – dat verklaart waarom men is wie men is.
Het mag duidelijk zijn dat de hierboven genoemde pop-psychologische verhaal-structuur in zijn geheel in de autobiografie kan worden opgenomen (zie 1, het sociale geheugen). Daarin worden ouders per definitie als ziekmakend (toxisch!) omschreven. Ook seksueel misbruik als de bron van alle kwaad ligt voor het oprapen in een cultuur, waarin de mate van voorkomen en de gruwelijkheid ervan schromelijk overdreven worden. Dat ouders en andere naasten die geconfronteerd worden met het ‘herinnerde’ levensverhaal van de betrokkene, de ervaring hebben dat hun dochter of zoon volkomen is veranderd, kan verklaard worden uit het hierboven genoemde feit dat herinneringen het autobiografische Zelf vormgeven (en andersom). Of de verandering de als onveranderlijk beschouwde persoonlijkheids-eigenschappen (traits) betreft, is de vraag. Waarschijnlijker is het dat men andere aspecten van de persoon te zien krijgt als men niet meer tot diens ‘inner circle’ behoort en wordt waargenomen als verachtenswaard.
In ons boek zullen we deze processen verder uitdiepen en aan de hand van bijvoorbeeld de Holocaust laten zien hoe mensen zich verhalen letterlijk ‘eigen’ kunnen maken, in die zin dat ze de overtuiging zijn toegedaan de Holocaust persoonlijk te hebben meegemaakt. Sommigen, zoals de Zwitserse Bruno Dussecker, waren er zelfs van overtuigd dat ze een andere, Joodse naam hadden (Binjamin Wilkomirski). Maar natuurlijk bestaan er ook mensen die op grote, collectieve, verhalen meeliften, in de wetenschap dat ze deze niet zelf hebben meegemaakt.
4) Geheugen, voorstellingsvermogen en vooruitzien in de toekomst zijn nauw met elkaar verbonden.
It’s a poor sort of memory that only works backwards.
‘The white queen’, in Lewis Caroll (1871), Through the looking glass. London, UK: Penguin Popular Classics.
Vraag een romanschrijver waar hij z’n voorstellingsvermogen vandaan haalt en hij zal meestal zeggen dat dat is gebaseerd op gebeurtenissen in zijn eigen leven. Dat het episodisch en autobiografisch geheugen en fantasie nauw op elkaar betrokken zijn, is een feit waarvan we ons al sinds mensenheugenis bewust zijn. Sinds het mogelijk is beelden te vormen van functionerende hersenen, is tevens duidelijk geworden dat dezelfde structuren geactiveerd worden bij verbeeldingskracht als bij het ‘ophalen’ van herinneringen.
In het boek zal duidelijk worden dat ‘herinneren’ een reconstructief proces is. Herinneringen liggen niet ergens in de hersenen te wachten tot ze worden geactiveerd, maar bestaan uit sporen – indrukken, zo je wilt – die erg gevoelig zijn voor triggers en de toestand waarin men zich bevindt. Het lijkt erop dat herinneringen loskomen als enigzins dezelfde neuronale weg wordt bewandeld als bij de oorspronkelijke gebeurtenis het geval was. Het voorstellingsvermogen komt om de hoek kijken waar men voortborduurt op een ervaring: Hoe had het anders kunnen lopen? Wat zou er nog meer gebeurd kunnen zijn? Waarom is het gelopen zoals het liep? Wat maakt deze gebeurtenis typerend voor mij? Bovendien dient het om de gaten op te vullen tussen de diverse geheugenflarden, zodat het mogelijk is er een coherent verhaal van te maken. Dit confabuleren gebeurt geheel onbewust, iets dat zelfs schrijvers en dichters overkomt. Sommigen onder hen, zoals bijvoorbeeld Renate Dorrestein en Jan Siebelink, zeggen bijvoorbeeld dat het verhaal zichzelf schrijft of hun ‘overkomt’. Of zelfs dat het al aanwezig was en ze het alleen nog maar hoefden te ontdekken. Hetzelfde wordt door beeldhouwers al sinds de oudheid beweerd: het uiteindelijke beeld bevindt zich al in de klomp steen. Je hoeft het alleen nog maar bloot te leggen.
Confabuleren onttrekt het feit aan het bewustzijn, dat men herinneringen vaak samenstelt met de kennis van nu. Om deze en andere redenen is het geheugen niet te beschouwen als een tijdsmachine, die ons terugplaatst in het verleden, maar als een subjectief cognitief mechanisme, dat gericht is op onze aanpassing aan heden en toekomst.
Hoe kan het dan toch zo fout lopen, dat pandora-dochters en zonen zich inbeelden gruwelijkheden te hebben ondergaan die nooit hebben plaatsgehad? Veel ‘overlevers’ en therapeuten zeggen: zoiets verzin je toch niet? Dus, aldus hun redenering, moet het wel waar zijn. Echt gebeurd.
Iedereen die zich verdiept in de kunstuitingen van de mens, weet wel beter. Het voorstellingsvermogen en de fantasie van de mens lijken onbegrensd. Daarvan getuigen bijvoorbeeld de schilderijen van Jheronymus Bosch. De afschuwelijke taferelen die in pandora-herinneringen opduiken hebben echter meer weg van slechte, karikuturale, kunst en harde porno: ook producten van de menselijke geest. Zoals we hieronder zullen zien kennen de betreffende herinneringen echter meestal wel een ‘final common path’, beelden die in de loop van de geschiedenis van de mensheid steeds weer opdoemen, om het allerergste te beschrijven wat men zich verbeelden kan: het opeten van nog levende babies (vooral het hartje heeft de voorkeur).
Aanhangers van Carl Gustav Jung zullen hierin een archetypische situatie herkennen. Maar hoe je het ook benoemt: het is een feit dat het (ritueel) vermoorden van babies veelvuldig als vaststaand feit wordt gebruikt om ‘de vijand’ zwart af te schilderen. De Romeinen deden dat toen de Christenen nog een kleine en verboden sekte vormden in de eerste eeuwen van het Romeinse rijk. Hen werd alle rampspoed verweten die het rijk overkwam. Toen in de vierde eeuw het Christendom werd toegestaan en het later zelfs tot staatsgodsdienst bracht, keerden de Christenen zich op hun beurt tegen de Joden, omdat zij….Christelijke babies met huid en haar zouden opeten.
De doos van Pandora
“…it is an unsettling fact that we can manufacture, wholesale and out of pure nothingness, whole events and pasts that never occurred. This fantastical creative ability of our minds may be treasured when it produces King Lear or War and Peace, but it can sometimes destroy lives and families when applied to ordinary, daily life.”
Elizabeth Loftus (2004). The Memory Wars,” Science & Spirit magazine
Een pandora-herinnering verschijnt niet plotseling en in vol ornaat ‘uit het niks’. Hij is gebed in een cultuur van talkshows, boeken en films die het gedachtegoed uitdragen dat er:
1) Veel meer sprake is van seksueel kindermisbruik (SKM) dan gedacht. Men rept wel van 1 op de 3 meisjes en deze op niets gebaseerde getallen worden overal rondgebazuind.
2) De daders in het algemeen heel normale mensen zijn, zoals je buurman, je broer of je vader. Ze komen meestal uit de familie- of kennissenkring van het slachtoffer.
3) Stelselmatige – vooral seksuele – traumatisering niet op de gebruikelijke wijze wordt onthouden, maar door een psychisch mechanisme (verdringing of dissociatie) ontoegankelijk wordt gemaakt voor de bewuste geest.
Daarnaast is SKM onderdeel van een hype over seksueel misbruik, die al sinds de 70er jaren woedt en die door feministen op gang is gebracht, opdat de wereld onder ogen zou zien in hoeverre vrouwen belaagd werden door mannen en erger nog: hoe weinig gehoor ze vonden als ze met hun klachten naar buiten kwamen.
Het is van belang de politieke wortels van de beweging bloot te leggen, omdat zo duidelijker wordt dat de resulterende ‘heksenjacht’ zich deze keer niet tegen (‘vreemde’, oude, ongetrouwde) vrouwen keert, maar tegen mannen in hun totaliteit: het patriarchaat. Het moderne kerngezin zou onderdeel zijn van deze verwerpelijke samenzwering, in die zin dat mannen er zich het seksuele recht op hun dochters toe-eigenden. En dat ze dit feit ontkenden, bewees in zekere zin hun schuld:
“In order to escape accountability for his crimes, the perpetrator does everything in his power to promote forgetting. Secrecy and silence are the perpetrator’s first line of defense. If secrecy fails, the perpetrator attacks the credibility of his victim. If he cannot silence her absolutely, he tries to make sure that no one listens. To this end, he marshals an impressive array of arguments, from the most blatant denial to the most sophisticated and elegant rationalization. After every atrocity one can expect to hear the same predictable apologies: it never happened; the victim lies; the victim exaggerates; the victim brought it upon herself; and in any case it is time to forget the past and move on. The more powerful the perpetrator, the greater is his prerogative to name and define reality, and the more completely his arguments prevail.”
Judith Lewis Herman, Trauma and Recovery: The Aftermath of Violence – From Domestic Abuse to Political Terror
Seksueel misbruik bestaat. En inderdaad is de dader meestal een man. Het is een groot goed dat is aangekaart dat de vrouwen en kinderen die er het slachtoffer van zijn geen ‘aanleiding’ hebben gegeven en dat er in veel gevallen sprake is van een fysiek of sociaal machtsverschil tussen dader en slachtoffer en van het misbruiken van deze macht ten behoeve van de eigen seksuele gratificatie door de dader.