2 juni 2021
SURVIVOR TALK.De Joodse filosoof-schrijver Elie Wiesel (1928 -2016) is een belangrijke schakel geweest in het proces van de transformatie van slachtoffer tot overlever. Hij stelde op een bepaald moment in het openbaar de vraag of de overlevende slachtoffers van de Holocaust zich zouden moeten schamen. Deze vraag kwam niet uit het niets: de vaak berooide en in slechte gezondheid verkerende overlevers kregen na de oorlog bepaald geen warm onthaal. Niet in Europa, maar zeker niet in Israël. Dat je de kampen had overleefd hield volgens de publieke opinie in dat je ten koste van andere Joden had gecollaboreerd met de vijand.
Dit beeld veranderde met de getuigenissen tijdens het Eichmann-proces (1961)*, die de wereld aan de beeldbuis gekluisterd hielden. Hierbij werd voor het eerst onderscheid gemaakt tussen enerzijds gewone ‘slachtoffers’, die de oorlog weliswaar onder erbarmelijke omstandigheden hadden moeten doorbrengen, maar die niet rechtsstreeks met de Duitse moordmachine waren geconfronteerd – en anderzijds ‘overlevers’. Zij die het kwaad in de ogen hadden gezien en niet hadden verzaakt. Alleen de ‘overlevers’ mochten getuigen.
Het Eichman-proces maakte dat Elie Wiesel de schaamte van zich kon afwerpen, zoals Assepoester haar lorren. En mét hem tooide een toenemend aantal mensen zich met de trotse geuzennaam ‘overlever’. Naast de associatie met de ‘survival of the fittest’ geeft het etiket de drager ervan een strijdbare, competente uitstraling en suggereert het dat het persoonlijke kwaliteiten zijn – en niet puur toeval – die hebben bijgedragen aan het ‘Luctor et Emergo’ van mensen in concentratiekampen. Geen wonder dat het navolging vond:
Fragment uit ‘Daddy’**, Sylvia Plath (1932 – 1964)
An engine, an engine.
Chuffing me off like a Jew.
A Jew to Dachau, Auschwitz, Belsen.
I began to talk like a Jew.
I think I may well be a Jew.
Het Eichmann-proces opende tevens de sluizen van de getuigenis-lectuur. Elie Wiesel speelde hierin een belangrijke rol, door te verklaren dat welke ‘overlever’ dan ook méér kon vertellen over de Holocaust, dan alle historici en andere academisch geschoolde Holocaust-onderzoekers bij elkaar. ‘Het ontbreekt deze laatsten simpelweg aan het vocabulaire, om de Holocaust te beschrijven’, schamperde hij. Huidige trauma-therapeuten beweren overigens, dat juist slachtoffers geen woorden hebben om hun trauma in uit te drukken.
Het is misschien contra-intuïtief, maar het moge duidelijk zijn dat de geschiedenis geen optelsom vormt van persoonlijke getuigenissen. Geheugenmateriaal is per definitie een mix aan ervaringen, fantasieën en opgedane kennis uit boeken en media – en is daarom feitelijk onbetrouwbaar. Maar dit is niet het enige: naast persoonlijke ervaringen spelen ook sociale, maatschappelijk/politieke, nationale en internationale krachten een rol in de gebeurtenissen in W.O.2. Die zijn niet te exploreren door het enkel en alleen maar beluisteren van persoonlijke ervaringen.
Wij gaan hier niet voor niets nader in op de trauma- en survivor-begrippen zoals die na de Holocaust zijn ontstaan. Er zijn opmerkelijke overeenkomsten tussen de mythologisch voorgestelde Holocaust (zie vorige post) en de lotgevallen van ‘overlevers’ van Satanisch Ritueel Misbruik (SRM). Kwaad staat tegenover goed, God tegenover de Duivel, schuld tegenover onschuld. Het feit dat het goede en de onschuld overwinnen maakt dat de ‘overlever’ een zeer uitzonderlijk en moreel hoogstaand mens moet zijn. En dat niet alleen: door zijn ervaringen heeft hij bijzondere inzichten opgedaan, die hij op anderen kan overdragen. Kortom: het ‘overleverschap’ is DE gebaande weg voor toekomstige goeroe’s, ervaringsdeskundigen en therapeuten.
*https://nl.wikipedia.org/wiki/Adolf_Eichmann
** https://www.poetryfoundation.org/poems/48999/daddy-56d22aafa45b2