SEKSUEEL MISBRUIK

30 januari 2022

In de 70er jaren van de vorige eeuw kwam – met behulp van het feminisme – de mediahype over seksueel misbruik op stoom. Het begon als een reactie op het inzicht dat verkrachtingen van vrouwen en misbruik van kinderen vaak werden gebagatelliseerd, of dat de slachtoffers er van werden beschuldigd ‘aanleiding’ te geven.

Het was in een tijd dat tv-shows – te beginnen in de V.S. – grip begonnen te krijgen op de publieke opinie – en omdat er zoveel aandacht aan die zaken werd besteed, leek het alsof het een epidemie van misbruik betrof.

In de beeldvorming figureerden op een bepaald moment cijfers waaruit zou blijken dat minstens 1 op de 2 vrouwen in haar jeugd grensoverschrijdende seksuele ervaringen had gehad. De ontdekking dat ook mannen erdoor geplaagd konden worden, volgde na enkele jaren.

Ook het beeld van de dader onderging een metamorfose. De enge man in de bosjes en de kinderlokker verdwenen naar de achtergrond: iedereen kon dader zijn (vooral mannen, stelden feministen). Je kon het niet aan iemand zien. Het kon je aardige buurman zijn.

Het begrip misbruik onderging al gaande een inflatie. Op het gebied van incest, bijvoorbeeld, had je ook ‘covert incest’. Dat bestond niet uit seksuele handelingen, maar uit de perverse gedachten van – meestal – je vader. Daar kon je erg getraumatiseerd van raken, door het leven getekend.

Rondom die tijd trad, met de V.S. in de voorhoede, een zekere preutsheid in. Foto’s van blote kinderen mochten niet meer in musea en liever ook niet in familie-albums. Geslachtsorganen heetten ‘private parts’, of ‘je geheime plekje’. Inmiddels had men oog voor het slachtofferschap gekregen en slachtoffer-zijn begon een moreel verheven status te worden. Vermeende slachtoffers van seksueel misbruik vergeleken zich in directe zin met mensen die terug waren gekeerd uit de concentratie-kampen en noemden zich ‘overlever’.

Ook door therapeuten werd de simpele dichotomie slachtoffer/dader, goed/slecht overgenomen, zij het dat er een derde en moreel hoogstaande partij in het spel kwam: de hulpverlener. Elke therapeut werd aangeraden om tijdens de anamnese naar seksueel misbruik te vragen. Want inmiddels had de gedachte voet aan de grond gekregen, dat daar zowel huwelijksproblemen, als depressie, als eetstoornissen en borderline persoonlijkheidsstoornis door konden ontstaan. Eigenlijk was elk probleem op volwassen leeftijd wel een aanwijzing.

Door psycho-analytische inzichten gedreven was bovendien de overtuiging gerezen dat ernstige seksuele trauma’s totaal uit het bewustzijn gebannen kunnen worden. Toen het begrip ‘verdringing’ op steeds meer wetenschappelijke weerstand stuitte, veranderde men het woord – en niet het concept. Men noemde het ‘feit’ dat een cliënt zich bij het intake gesprek niet bewust was van enig misbruik: dissociatie.

Sindsdien gaan trauma & dissociatie hand in hand, ongehinderd door het feit dat de cirkel-redenering waarop dat berust op epistomologische gronden verworpen moet worden. De therapeutische gang van zaken is vaak als volgt: Uit een dissociatie-test blijkt dat de cliënt dissocieert. Op basis daarvan gaat men er vanuit dat ze (seksueel) getraumatiseerd is – en de hele therapie wordt vervolgens op dit idee gericht. Als ze ontkent dat er zoiets is gebeurd noemt men haar ‘in denial’ of ‘in een toestand van non-realisatie’ en in de meeste gevallen komt ze op basis van haar dissociatieve symptomen alleen al in een groep ‘incest-overlevers’ terecht.

Op een bepaald moment krijgt ze – enigszins geholpen door hypnotische technieken als geleide imaginatie en droomuitleg – inderdaad levendige herinneringen, inclusief de bijbehorende emoties, aan misbruik. Heel vaak betreft het een stroom van beelden, die steeds meer bizarre en heftige vormen begint aan te nemen. Wij gebruiken hiervoor de term ‘pandora-herinneringen’

Deze gang van zaken heeft tot veel beschuldigingen geleid, in eerste instantie tegen ouders, toen tegen leerkrachten van kinder-opvangcentra (m.n. in de V.S.) en later tegen geestelijken. Ook #Metoo kan leiden tot herinneringen die op z’n minst als fragwürdig kunnen worden beschouwd.

Het door beschuldigden gelanceerde begrip ‘false memory syndrome (FMS)’ is niet meer weg te denken uit de krachtmetingen tussen clinici en wetenschappers, die over deze materie plaatsvinden. Daarbij is het geheugen an sich de inzet. Zelfs onder regulier therapeuten bestaan daarover nog veel misconcepties. De wetenschappelijke kennis op dit terrein samenvattende, kunnen we stellen dat wij allemaal fictieve herinneringen hebben. Gelukkig hebben die vaak niet dezelfde consequenties als pandora-herinneringen aan (seksueel) misbruik!

Inmiddels is het narratief van veel ‘overlevers’ geëvolueerd: steeds vaker beweren zij slachtoffer te zijn van een transgenerationele sekte, die sadistische rituele handelingen uitvoert, w.o. het vermoorden van pasgeborenen, het drinken van hun bloed en kannibalisme. Voor zover ons bekend zijn daarvan nog geen geestelijken beschuldigd. Maar wat niet is, kan nog komen.

Feit is dat de 2e Kamer – na uitzendingen van het VPRO-radio-programma Argos over transgenerationeel misbruik*, deze geruchten inmiddels zo serieus neemt, dat een onderzoekscommissie wordt ingesteld.

Het is interessant te constateren dat complottheorieën als Q-anon eenzelfde gedachtegoed koesteren. Bloed drinken van babies lijkt een final common path te zijn: De Joden werden er in het Romeinse rijk al van beschuldigd hun matzes van babybloed te bakken. Het is kennelijk het allerergste waar je een vijand van kunt beschuldigen. Helaas zien veel therapeuten de metaforische en symbolische betekenis van deze herinneringsbeelden niet. Integendeel: zij zijn er van overtuigd dat het hier concrete, doorleefde, waarheden betreft.

Wat ons op het misbruik in de Katholieke Kerk brengt. Het is niet slechts aannemelijk, maar het is in tal van gevallen in de V.S. en Australië ook bewezen, dat de herinneringen die volwassenen aan misbruik in hun kindertijd hebben, niet – of niet helemaal – met de feiten overeen komen. In een tijd dat intensief aandacht wordt besteed aan deze materie, is de tussenkomst van een therapeut niet eens nodig voor het ontstaan van fictieve herinneringen. Lotgenoten-groepen op internet schieten hun doel volkomen voorbij, omdat ze als het ware een mal aanbieden, waarin een persoonlijk verhaal over misbruik zich kan ontwikkelen.

Het is gebleken dat mensen die veel fictieve herinneringen hebben, extreem suggestibel zijn. Het voldoet om iemand op de tv te zien, die zijn of haar verhaal doet. In de tijd van Jolanda uit Epe ontstonden er vele Jolanda-navolgers. En err was maar één boek en een gelijknamige film over een meervoudige persoonlijkheid voor nodig (Sybil), of de meervoudigen kwamen bij bosjes in de media en overtroffen elkaar in aantallen alters. Vorig jaar was er een Australische vrouw in het nieuws, die beweerde er 2500 te hebben.

Seksueel misbruik komt voor. Misbruik door geestelijken eveneens. Maar we lopen gerede kans mensen onschuldig te ver/be-oordelen of hun nagedachtenis te bezoedelen, omdat we nu eenmaal in een tijd leven dat ‘hear say’ dankzij sociale media de neiging heeft te exploderen en hetdaarom niet denkbeeldig is dat er heksenjachten ontstaan.

Los daarvan doen we de echte slachtoffers geen recht met extreme verhalen, zoals die in hervonden herinneringen vorm krijgen. Seksueel misbruik van kinderen gaat in de meeste gevallen niet gepaard met geweld. Er is iets aan de hand dat minstens zo erg is: misbruik van vertrouwen. Vaak is de dader een persoon die door het kind bewonderd wordt. Vaak is het kind op zoek naar aandacht en warmte. Veelal realiseert het zich op die leeftijd niet dat die vreemde dingen die men met hem doet, of die er van hem verwacht worden, niet behoren tot al die andere rare zaken die hij niet snapt van ‘grote mensen’. Hoewel de situatie hem bevreemdt, doet hij wat een kind nu eenmaal doet: zich laten leiden.

Door onware of schromelijk overdreven verhalen – zoals over verkrachtingen op een altaar – de boventoon te laten voeren, voelt het echte slachtoffer zich niet gezien. Dat is de jammerlijke uitkomst van een oprechte poging slachtoffers een stem te geven: zij die in hun jeugd in een dubbelzinnige ervaring of relatie zijn meegegaan, schamen zich. Nu ze ouder zijn realiseren ze zich dat hun meegaandheid het misbruik mogelijk maakte. En dus zwijgen ze. Net als kinderen dat 50 jaar geleden deden.