18 mei 2021
Het is misschien niet ‘woke’ om de psychodynamische therapie zoals die wordt bedreven door DIS-therapeuten in negatieve zin te vergelijken met het sjamanisme. Maar een reflectie op de antropologische equivalenten van DIS-therapie toont duidelijk overeenkomsten in wat je ‘de therapeutische dans’ zou kunnen noemen:
– De geplaagde patiënt zoekt hulp bij een geneeswijze waarin hij toch al gelooft, of die het voorlopige eindpunt is van een lange zoektocht in de wereld van de gezondheidszorg. Dit zogeheten ‘shopping’ mag kenmerkend heten voor wat men vroeger ‘de hysterische patiënt’ noemde. Het ziektebeeld verschuilt zich inmiddels onder diverse nomenclatuur in de DSM.- De status die de heler bij voorbaat geniet, maakt het hem mogelijk het klachtenpatroon te kaderen volgens zijn eigen (therapeutische) ervaring*. Shamanen vertellen in algemene zin waarom de geesten boos kunnen worden. De therapeut doet aan ‘psycho-educatie’.
– De richting waarin naar ‘het kwaad’ gezocht moet worden, wordt bepaald door de therapeut/sjamaan. Dit kunnen jeugdtrauma of geesten van voorouders zijn. Cliënten vullen vervolgens de geschetste kaders in. Het is een principe dat door elk paranormaal medium gehanteerd wordt – overigens lang niet altijd bewust. Zo ontstaat een netwerk van elkaar aanvullende, elkaar inspirerende, steeds verder-gezochte ‘belevingen’. Wij noemen dat geen ‘hervonden herinneringen’. Want waarom, in godsnaam, zou elke fantasie, elk droombeeld en elke woedebui gelieerd moeten zijn aan een verborgen werkelijkheid?
– Op bovenbeschreven wijze onderdeel zijn van een sprookjesmachine, leidt er voor zowel therapeut/sjamaan als cliënt toe dat ze niet meer duidelijk uiteen kunnen rafelen welke inbreng van de therapeut kwam – en welke van de cliënt. Het netwerk dat aldus ontstaat is ZELFBEVESTIGEND: de flashbacks en andere oprispingen van de cliënt passen – niet voor niets! – naadloos in de verwachtingen van de therapeut en dit leidt ertoe dat beide denken de waarheid op het spoor te zijn. En mochten er ‘symptomen’ al niet passen, hebben ze voor het ontluikende levensverhaal gewoon geen betekenis.
Het is, kortom, de magie van de therapie, de magie van de therapeut, de magie van het gezamenlijk speuren en brainstormen in de loop van de rituele zoektocht naar de Heilige Graal: dat ene punt waaraan alles kan worden toegeschreven. Waartoe alles kan worden teruggebracht.De psychologische Big Bang.
Pseudowetenschappers en therapeuten die zich door de romantiek en het heroïsme van de nieuwe mythe hebben laten verleiden, volgen een dwaalspoor. Niet alleen ontnemen ze cliënten hun jeugdherinneringen en een gezonde relatie tot hun verleden, de metamorfose betreft ook het bewustzijn van de wereld als een hellegat en draagt bij aan een naïeve indeling in mensen die ‘het goede’ volgen, zij die zich tot ‘het kwaad’ voelen aangetrokken en alwetende hulpverleners. Mocht de cliënt een verhelpbare stoornis hebben, houden DIS-therapeuten hem daarvan af. DIT MOET OPHOUDEN!
*Wij zullen in ons boek uitgebreider ingaan op het verschijnsel ‘ervaringsdeskundigheid’, dat kritiekloos de drempel van de zorg is overgeloodst. Het begrip ‘ervaringsdeskundig’ is een contradictio in terminis en het product van een berucht denkfout: anecdotisch materiaal als bewijs aanvoeren. Deze denkfout komt in elke laag van de bestreden therapie opnieuw voor en meandert ook door de ‘wetenschappelijke’ publicaties in het club-blad ‘the Journal of Trauma & Dissociation’. Naast de denkfout wijzen ook de wetenschappelijke feiten erop, dat therapeutische ervaring geen pre is in de therapeutische praktijk. Dit schijnt overigens ook voor huisartsen op te gaan, die na enkele jaren ‘een kijk’ op de mens achter de patiënt zeggen te hebben ontwikkeld. Omdat de patiënt in het verloop van zijn medische geschiedenis enkel nog op deze wijze bekeken wordt, ligt hier een mijnenveld aan medische missers.
