HET HOGE KWAK-GEHALTE VAN DE ‘FASEGERICHTE TRAUMABEHANDELING’.

1 mei 2021

GGZ: INTERNE ROT. Deel 2b

Naar aanleiding van het volgende citaat:
‘De standard of care is individuele psychodynamisch georiënteerde psychotherapie met aandacht voor afweermechanismen en overdrachtsfenomenen en andere aspecten in relatie tot de hechtingsproblematiek.’ (Martijne Rensen)

ATTACHMENT THERAPY
Theorieën over het belang van hechting aan ouders of verzorgers zijn geïnspireerd door het werk van John Bowlby (1951 e.v.) en Harry Harlow (1958). W.O.2 had de geesten rijp gemaakt voor de gedachte dat ‘liefde belangrijker is dan voeding’, een frase die je nog steeds op internet kunt lezen. Voor zover er al sprake is van een hierarchie van behoeftes staan veiligheid en zekerheid – de essentiële bestanddelen van wat ook in Nederland ‘attachment’ is gaan heten – overigens nog steeds op plaats twee*.

Bowlby was van origine psychoanalyticus, maar werd – gaande de tijd – steeds meer tot de wetenschappelijke empirie aangetrokken. Hij had in weeshuizen bij baby’s de verwoestende effecten gezien van een verzorging zonder meer. Zonder ‘liefde’, inderdaad. Zonder dat de overvraagde verzorgers wezenlijk contact maakten met het kind.

Harlow observeerde op zijn beurt een dergelijk effect bij resus-aapjes, die hij van de moeder scheidde en de keuze gaf tussen een met zachte stof beklede surrogaatmoeder zonder speen en een van draadstaal vervaardigde moeder, die wel voedsel bood. Alle aapjes verkozen de zachtheid. Dat heeft de ‘recovery-movement’ er destijds toe bewogen speelgoed knuffeldieren in te zetten in hun pogingen het ‘innerlijke kind’ te helen.

Samen met zijn leerling Mary Ainsworth werkte Bowlby zijn attachment theory verder uit en deze is inmiddels gemeengoed geworden. Zoals te doen gebruikelijk heeft dat tot veel misvattingen geleid. De indeling in gehechtheidsstijlen: veilig, onveilig, ambivalent en gedesorganiseerd gehecht, heeft ertoe geleid dat m.n. moeders – in het nabije verleden altijd de primaire hechtingsfiguur – zich in bochten wrongen om zich volledig op de behoeftes van hun jonge kind af te stemmen. Want eenmaal verkeerd gehecht zou het verder niet goedkomen met zo’n kind.

De pop-psychologie, die ook professionals in de GGZ ten diepste heeft beinvloed, vliegt bij een begrip als ‘hechting’ volledig uit de bocht. Zoals gewoonlijk schiet men in de modus van het ‘parent-blaming’ en wijt het feit dat een kind bijvoorbeeld ‘onveilig gehecht’ is coûte que coûte aan mankementen in de opvoeding.

Hoewel het zeker zo is dat een continue instabiele thuisomgeving niet bijdraagt aan het welbevinden van een opgroeiend kind, blijkt dat ongeveer twee derde van zulke kinderen een veilige gehechtheidsstijl ontwikkelt. Lees meer over recente inzichten omtrent hechting in het goed leesbare boek van Joan Mercer (2005): Understanding Attachment: Parenting, Child Care, and Emotional Development. Of in het Nederlands: Opvoeding over de grens : gehechtheid, trauma en veerkracht door Rien van IJzendoorn (2008).

Een kwaktherapie die Martijne Rensen wel zal aanspreken, omdat ze zich immers (zie GGZ 1) grote zorgen maakt over suïcidale jongeren, is de Attachment Based Family Therapy (ABFT), die vanuit België hierheen is komen waaien en waar GZ psychologen inmiddels modules van kunnen volgen. Deze gaat er vanuit dat depressie en suïcidaliteit bij jongeren veroorzaakt worden door een hechtingsbreuk met de ouders. Die hebben de jongere a.h.w. laten stikken.

De jongeren wordt geleerd te herkennen waar en wanneer de breuken in het vertrouwen en de veiligheid zijn opgetreden – en de ouders moeten hun uiterste best doen ze weer te lijmen. Inmiddels wordt ook gepoogd ABFT in te zetten bij eetstoornissen, angststoornissen, genderdysforie – en noem maar op: de hele DSM wordt weer eens afgewerkt. Want dat alles is – zo stelt de psychodynamica – de schuld van tekortschietend ouderschap.

Hoe simplistisch kun je zijn!

We hebben het in de vorige posts vaker gehad over ‘nature’ en ‘nurture’, de bedrading of het temperament enerzijds en de opvoeding anderzijds, die samen een soms onvoorspelbare uitkomst genereren. Om ouders van opgroeiende jongeren die zorgen baren gerust te stellen: bedenk maar dat in gezinnen met meer kinderen het ene kind het andere niet is. Al zijn de gezins-omstandigheden voor elk kind vergelijkbaar. Dezelfde ouders/verzorgers, althans. Dezelfde hechtingsfiguren, met andere woorden. De uitdaging is misschien eerder de verschillende kinderen niet over één kam te scheren.

Over de geschiedenis van de vele pogingen invloed uit te oefenen op de gehechtheid tussen kind en (pleeg/adoptie)ouders, meer in ons boek. We kunnen vast verklappen dat er onder de aldus behandelde kinderen doden zijn gevallen. En dat tot op dit moment – wat ze ook beweren – geen enkele attachment therapy ‘evidence based’ is.

*https://nl.wikipedia.org/wiki/Piramide_van_Maslow 

.page1image13385360