Lotgenoten-initiatieven in het verleden

​De activiteiten van de Werkgroep Fictieve Herinneringen (WFH) tussen 1994 en 2004

Er bleken echter ook getuigenissen te zijn, die onwaar waren. Ouders, vooral vaders, werden onterecht beschuldigd en soms zelfs aangehouden. Hun kinderen braken met hen en met de rest van de familie. Velen raakten hun baan kwijt.
Omdat zijzelf de trieste gevolgen hadden ondervonden van dergelijke onterechte beschuldigingen, besloten de werkgroepleden hier iets tegen te ondernemen, al was het maar om het eigen verdriet de baas te worden. Hoe had dit kunnen gebeuren? 
Al snel bleek de ‘recovered memory’ therapie (RMT) de sleutel te zijn. Gelukkig (h)erkenden diverse geheugenwetenschappers, die op het snijvlak van psychologie en recht actief waren, dat dit fenomeen door allerlei therapeuten uit de VS was ‘geïmporteerd’. Zij waren geschokt dat deze therapievorm nu ook in Nederland vaste grond had gekregen en publiceerden er over. Zij hadden wel oor voor de ervaringen van de ouders en via hen kreeg de WFH meer inzicht in de problematiek.

De WFH heeft in haar activiteiten drie sporen gevolgd. Ten eerste: uitzoeken over hoeveel lotgenoten het ging én die bijstaan met een luisterend oor, raad en daad, met een vouwblad waarin het probleem werd uitgelegd, met periodieke nieuwsbrieven en met enkele landelijke bijeenkomsten, waarop lotgenoten ervaringen konden uitwisselen en waarop de WFH informatie, ook juridische, gaf.
Waar mogelijk hebben ouders meegewerkt aan media-optredens, in kranten en op de TV, daarbij wel zoveel mogelijk sensatie vermijdend om hun kinderen niet te schaden. Via advertenties en reacties op media-uitzendingen kreeg de WFH vervolgens bijna iedere week aanmeldingen van ouders, die hun kant van de zaak wilden vertellen, maar daar bij de therapeut (er waren ook enkele Belgische bij) van hun kind – meestal een dochter – geen kans voor kregen. Lang niet alle mensen wilden naam en persoonlijke gegevens genoteerd zien.

Een enorme hulp voor de WFH was het feit dat dit fenomeen in de VS een paar jaar eerder was begonnen en dat daar als reactie op de onterechte beschuldigingen in 1992 de False Memory Syndrome Foundation (FMSF) was opgericht. De werkgroep koos zelf als naam WFH, om het woord ‘vals’ te vermijden. In de eerste 3 jaar na de oprichting van de WFH  waren 125 gevallen bij de werkgroep genoteerd, ook met veel gegevens van therapeuten. Uiteindelijk kende de WFH zo’n 275 ‘gevallen’.

Het tweede ‘spoor’ dat de WFH heeft gevolgd was het uitbrengen, in 1997, van het rapport ‘Een kleine fout?’* Dit is breed verspreid: te beginnen naar het ministerie van Volksgezondheid en de Inspectie GGZ. (N.B. Ook tussen 1994 en 1997 heeft de WFH gepoogd, ‘het oor te vinden’ van deze instituties, die alle weigerden op onze brieven te antwoorden, laat staan om ons te woord te staan.) Ook stelde de WFH zich, met het rapport in verbinding met de beroepsorganisaties van psychiaters, psychologen en psychotherapeuten. Die waren ronduit afwerend. Meestal werden brieven niet beantwoord. En als men al antwoordde, was dat met een dooddoener of verwees men naar ‘de vertrouwelijkheid tussen therapeut en patiënt’. Kortom: de WFH werd door geen van de betrokken partijen serieus genomen.

Intussen bleven de ‘gelovige’ psychotherapeuten, die de beweging in Nederland hadden geïntroduceerd, congressen organiseren en publiceren over RMT in vaktijdschriften. Nergens kregen ouders de kans om het woord te voeren of te reageren. Gelukkig was er wel aanacht vanuit het juridische veld. Daar was men inmiddels tot de conclusie gekomen, dat veel verhalen niet klopten en dat psychotherapeuten daarin een kwalijke rol speelden. Er verscheen, eveneens in 1997, het belangrijke adviesrapport ‘Hervonden Misdrijven; over aangiften van seksueel misbruik na therapie’, van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (opgesteld door P.J. van Koppen), uitgebracht aan de minister van Justitie.

Ten einde raad (het derde ‘spoor’) heeft de WFH de Nationale Ombudsman ingeschakeld, omdat het ministerie van Volksgezondheid weigerde verantwoordelijkheid te nemen. De Ombudsman vond de klacht van de WFH gerechtvaardigd en hij heeft, in 2000, de minister van Volksgezondheid gevraagd om actie te ondernemen. De minister heeft de Gezondheidsraad om  advies gevraagd. Deze Raad heeft een brede commissie, met deskundigen uit beide kampen, in het leven geroepen: de ‘Commissie Hervonden Herinneringen’. Drie leden van de WFH werden in november 2002 als ervaringsdeskundige uitgenodigd voor een hoorzitting van een half uur. Ze mochten antwoorden op vragen van de commissieleden, maar kregen niet de gelegenheid zelf vragen te stellen.

Anderhalf jaar later dan gepland, op 27-1-2004, heeft de Commissie Hervonden Herinneringen haar rapport ‘Omstreden Herinneringen’ uitgebracht aan de Gezondheidsraad (en dus indirect aan de minister van Volksgezondheid). Het mag een wonder heten, dat deze zo ‘breed’ samengestelde commissie tot de volgende unanieme aanbevelingen kwam:

  • Er wordt erkend dat fictieve incestherinneringen bestaan, kunnen worden opgewekt tijdens ‘risicovolle’ psychotherapie, vooral bij suggestieve patiënten en schade kunnen toebrengen aan de patiënten en de ouders;
  • Een therapeut kan en mag uit alleen een klinisch beeld van een patiënt geen trauma afleiden;
  • Een therapeut als getuige in straf- of civiele zaken mag geen stellige uitspraken (meer) doen over de betrouwbaarheid van een verklaring van een patiënt;
  • Er moeten richtlijnen voor therapeuten worden opgesteld door de betrokken beroepsverenigingen, óók de alternatieve;
  • Eén en ander moet breed worden uitgedragen door de minister van Volksgezondheid.

Na het verschijnen van dit rapport heeft de WFH – waarvan inmiddels enkele leden waren overleden – zichzelf opgeheven. Alle dossiers zijn overgedragen aan de Universiteit van Maastricht. We hoopten, vermoeid na tien jaar strijd, dat het tij was gekeerd. Maar helaas bestaat vijftien jaar later ‘het probleem’ nog steeds.

Een paar vragen betreffende de huidige situatie: 

  • Zijn er indertijd wel richtlijnen voor therapeuten opgesteld door de beroepsverenigingen? 
  • Zo ja: volgen alle therapeuten die ook na? En: evalueren de beroepsverenigingen die eventuele naleving? 
  • Tenslotte:  als er géén richtlijnen zijn: wat doet de minister van Volksgezondheid daar dan aan? 

Samenvatting opgesteld door voormalig leden van de WFH, oktober 2019

Ouderverenigingen in het buitenland:

​​Publiciteit en achtergronden:

Over de woordvoerder van de WFH, Jan Buijs,

Pandora-herinneringen maken meer kapot dan je lief is
Draag je steentje bij!

​* http://members.home.nl/cjh.hendriks/wfh3.html