Hoe heeft het zover kunnen komen?

In het nog te schrijven boek dat dezelfde naam heeft als deze site zullen we in hoofdstuk 10 uitvoerig ingaan op de categorie mensen die zich ‘overlever’ noemt. Vaak zijn het in principe geestelijk gezonde mensen, die toevallig de eigenschap hebben dat ze meer dan gemiddeld ontvankelijk zijn voor suggestie. Er zijn er ook onder die in een psychiatrisch spectrum vallen zoals de borderline persoonlijkheidsstoornis, de paranoide persoonlijkheidsstoornis, de narcistische persoonlijkheidstoornis en de theatrale persoonlijkheidsstoornis. Bij een persoonlijkheidsstoornis moet je denken aan mensen die andere innerlijke ervaringen of gedrag hebben, dan in de cultuur waaruit ze voortkomen gebruikelijk is. Op deze pagina zullen we met name aandacht besteden aan de zogenaamde ‘fantasy prone’, dus ‘fantasierijke’ persoon.

Fantasy prone

Het is geweldig om veel fantasie te hebben! Je kunt er schrijver mee worden of een ander artistiek vak beoefenen. Vaak schuilt in fantasie ook de oplossing voor problemen. Zo kennen exacte wetenschappen, zoals de theoretische fysica, het ‘gedachte-experiment. Dankzij zo’n bedenksel heeft Newton uiteindelijk de zwaartekracht ontdekt. Let wel: een bijna magisch verschijnsel: je ziet het immers niet en kunt alleen aan de beweging van vallende objecten opmaken dat het er moet zijn. Newton was bij uitstek geschikt om deze kracht op het spoor te komen, omdat hij ‘fantasy prone’ was, hoewel men dat toen nog niet zo noemde. Hij hield zich zowel bezig met magie en alchemie, als met ‘harde natuurkunde’ en vaak bewoog hij zich op de rand van deze twee.* We willen hiermee maar zeggen dat het helemaal niet verkeerd is om fantasierijk te zijn.

Pandora-herinneringen

Maar er zijn wel een paar kenmerken van fantasierijke personen, die maken dat ze ontvankelijk zijn voor het idee van hervonden onware afschuwelijke herinneringen. Let wel: we noemen het liever niet ‘fictieve herinneringen’, want die hebben we allemaal en die kunnen heel goedaardig zijn. In hoofdstuk 7 van het boek zullen we u bijspijkeren op het gebied van het geheugen – en u zult verbaasd staan over de onbetrouwbaarheid ervan, bij letterlijk iedereen, ook bij geheugenkunstenaars. Laten we de herinneringen waarover we het hier hebben dan maar ‘pandora-herinneringen noemen. De referentie naar een mythe houdt sowieso al in dat het niet om waargebeurde gebeurtenissen gaat. En de naam Pandora verwijst naar haar doos vol onheil. Zoals we verderop zullen zien, komt daar vaak nauwelijks een einde aan. Die doos is bodemloos.

Veel menselijke eigenschappen, zoals lengte of intelligentie, vallen in wat statistici ‘een normaalverdeling’ noemen. In het midden van de bovenstaande verdeling, waar de grafiek het hoogst is, tref je het grootste cohort mensen aan. Aan de uiteinden zijn er steeds minder. Zo hebben de meeste mensen een IQ van rond de 100 en hebben er maar heel weinig een IQ van 160 of 40. Dat geldt ook voor fantasierijkheid. Aan het rechtereind van de verdeling tref je de meest fantasierijke aan, links heb je mensen met minder fantasie dan gemiddeld. De grafiek van de eigenschap fantasy-proneness loopt wat minder steil dan de bovenstaande. Ongeveer 30% van de mensen heeft een dusdanige fantasie, dat ze dingen die ze horen, lezen, zien of denken gemakkelijk verwarren met wat ze in werkelijkheid hebben meegemaakt. Je kunt je voorstellen dat dit tot een meer dan gebruikelijke hoeveelheid fictieve herinneringen leidt! De buitenwereld heeft nogal eens de neiging deze mensen voor (pathologische) leugenaars uit te maken, maar dat is niet helemaal, of helemaal niet, terecht. Zo is van de Duitse schrijver Karl May (1842-1912) bekend dat hij beweerde dat hijzelf de hoofdpersoon van zijn boeken, ‘Old Shatterhand’ was. Daar hij nooit buiten de landsgrenzen van Duitsland was geweest, is dat bewijsbaar onwaar. Maar was het ook een bewuste leugen? Of is hij zich dusdanig in z’n boekenwereld gaan inleven, dat die voor hem ‘echt’ werd?

‘Binjamin Wilkomirski’, of eigenlijk ‘Bruno Grosjean’ die we in het boek uitgebreid zullen behandelen, heeft alle concentratiekampen die nog bewaard zijn gebleven gezien en was er diep van overtuigd dat hij als klein kind in Auschwitz één van de slachtoffers van Mengele was geweest. Hij schreef er een boek over, ‘Bruchstuecke’, dat juichend werd ontvangen als één van de meest authentieke documenten uit de Holocaust. Het kreeg mede zo’n enthousiast onthaal, doordat mensen een verkeerd beeld hebben van het (traumatisch) geheugen. Dat zou als een serie foto’s zijn vastgelegd, bevroren in een moeilijk bereikbaar deel van de hersenen.

Waar komen die herinneringen vandaan?

Als u zich dus afvraagt waar die walgelijke herinneringen van uw kind vandaan komen, dan zijn er grofweg twee factoren die erop van invloed zijn.

1) Een persoonlijke:

  • Uw kind heeft een grotere fantasie dan de gemiddelde mens – en dat niet alleen, (hij of) zij haalt regelmatig fantasie en werkelijkheid door elkaar. Deze fundamentele onzekerheid over wat waar is, kan zich tegen u keren op het moment dat ze door iemand gesterkt wordt in de waarheid van haar ‘beelden’. Ze eist fanatiek dat u ze ook gelooft. En niet alleen u: haar vrienden, kennissen en een ruime familiekring. Iedereen! Ongelovigen stoot ze uit haar leven.
  • U zou het misschien niet zeggen, na wat ze u ‘heeft aangedaan’, maar het is niet onwaarschijnlijk dat uw ‘pandora-kind’ een empathische natuur heeft. In het boek gaan we nader in op het begrip empathie, dat vaak ook de therapeut kenmerkt. Kort samengevat is empathie het vermogen om je in te leven in iemand waarin je je herkent. De keerzijde van dit inlevingsvermogen is dat er een ‘buitenwereld’ wordt gecreëerd die niet-invoelbaar is. Daartoe behoort u in het geval van pandora-herinneringen.
  • Pandora-kinderen zijn gevoeliger voor paranormale verklaringen, hetgeen enerzijds maakt dat ze makkelijk in handen vallen van alternatieve therapeuten met ongebruikelijke opvattingen, maar ook dat ze zelf een vergezochte duiding geven aan hun dromen, gevoelens en lichamelijke verschijnselen.
  • Uw kind is in de meeste gevallen gevoelig voor suggesties. Ze heeft vaak maar een half woord nodig.

2) De cultuur/buitenwereld 

is een tweede factor die een rol speelt bij het ontstaan van ‘pandora-herinneringen’. Dat zijn heel ruime begrippen en ze vallen dan ook te onderscheiden in diverse deel-invloeden:

Om te beginnen zouden  pandora-herinneringen veel minder kans maken, als er geen voedingsbodem voor was. Die ligt enerzijds besloten in het feit dat er sinds de 60er, 70er jaren van de vorige eeuw een mediahype woedt omtrent seksueel misbruik. Dat begon met aandacht voor verkrachtingen van vrouwen – waarbij zeer terecht aan de orde werd gesteld dat het idee dat ze daartoe ‘aanleiding’ gaven voor eens en voor altijd in de prullenbak moest -, maar al vlug kwam ook kindermisbruik aan de orde en waar dit binnen het gezin plaatsvond werd de patriarchale cultuur schuldig bevonden. In die tijd verschenen er cijfers over het aantal gezinnen waarin incest zou plaatsvinden( 1 op de 3, 1 op de 2), die door geen enkel onderzoek gestaafd werden. Men praatte elkaar gewoon na en zo ontstond de indruk dat incest schering en inslag was. En dat niet alleen: het kon je aardige buurman zijn! Incest kwam in vermomming.
Zo werd er ook van ‘covert incest’ gerept, hetgeen alleen in de gedachten van, meestal de vader, bestond. Maar het kind voelde dat natuurlijk haarscherp aan en kon er vreselijke psychische gevolgen aan overhouden.
Inmiddels hebben we het misbruik in de kerk gehad, #Metoo en misbruik, soms lang geleden, door bekende figuren. De gedachte dat incest een veelvoorkomend verschijnsel is, heeft zich inmiddels in de samenleving vastgezet en geen wetenschappelijk onderzoek over wat men de ‘prevalentie’ noemt (de mate van voorkomen), kan daar nog aan tornen.

Daarnaast heb je de breed uitgedragen overtuiging dat het ouderlijk klimaat verantwoordelijk is voor veel psychische problemen van de eenmaal volwassen kinderen. Op een bepaald moment kwam men op het idee, dat een kind zich kan afschermen van vreselijke ervaringen door ze in een verborgen hoekje van haar geest te verstoppen. Dit idee komt rechtsstreeks van Freud, die het ‘verdringing’ noemde (eng.: repression). Het voert voor deze site te ver om alle verwikkelingen rondom dit begrip te behandelen, maar laat het genoeg zijn te melden dat het, door clinici die er in geloven, is vervangen door ‘dissociatieve amnesie’.

De veronderstelling dat dissocieren een reactie is op trauma komt dus van therapeuten. Niet alle therapeuten maken deze koppeling, maar de meeste trauma-therapeuten wel en veel alternatieve therapeuten eveneens. Volgens wetenschappers berust dit idee op een denkfout: mensen die veel dissocieren of dagdromen – en dit is eigenlijk de groep die we hierboven beschreven als ‘fantasy prone’ – melden vaker dat ze (seksueel) getraumatiseerd zijn. Maar wat is oorzaak en wat gevolg? Op grond van onderzoeken die zelfrapportage vermijden, komen wetenschappers tot de conclusie dat de trauma-herinneringen vaker het gevolg zijn van dissocieren – en niet andersom. Zeker als er expliciet wordt gevraagd naar seksueel misbruik, loop je kans dat een fantasierijke persoon zich dit gaat herinneren, waar het niet echt is gebeurd. Vanwege hun hoge suggestibiliteit worden de fantasten ook wel ‘grade 5 persons’ genoemd, een term uit de hypnose-wereld voor iemand die heel makkelijk te hypnotiseren valt en soms ook zichzelf kan hypnotiseren. 

Die suggestibiliteit maakt dat de factor ‘buitenwereld’ een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van pandora-herinneringen. Therapeuten zijn zich er vaak niet van bewust dat een gesloten vraag, een waar je alleen ‘ja’ of ‘nee’ op kunt antwoorden, al een suggestie in zich bergt. Daarvoor is geen hypnose of geleide imaginatie nodig. Deze mensen kijken naar een talkshow met een slachtoffer van seksueel kindermisbruik (SKM) en ze beginnen zich prompt te herinneren zelf ook misbruikt te zijn. Zeker als dit de verklaring zou kunnen vormen voor de problemen waarmee ze in hun huidige  leven kampen, zie: Een gezin aan stukken en De therapeut.

* Memoirs of the Life, Writings, and Discoveries of Sir Isaac Newton (1855) Sir David Brewster