CHRISTENEN

6 april 2021 

Hieronder een fragment van een interview met een retractor, dat we vorige week plaatsten. Bij stukjes en beetjes gaan we nader in op aspecten van dat interview.

“Ik kwam terecht bij de Pinkstergemeente. Mensen daar geloofden dat alle problemen een oorzaak hebben in het verleden: daar wordt gezocht om ‘beter’ te kunnen worden. Ik ging naar bijeenkomsten en conferenties. Het gebed was steeds: ‘Kom heilig geestʼ. En wat er dan gebeurde, werd veroorzaakt door de heilige geest. Mensen vielen op de grond, gingen schudden, beven, gillen, lachen.

In 1995 kwam ik op een meerdaagse christelijke conferentie in contact met een psycholoog met wie ik drie keer per dag gesprekken voerde. Hij gebruikte daarbij technieken die ik nu als hypnose zou omschrijven.”

De invloed van het Christelijk geloof op het ontstaan van wat men daar ‘the satanic panic’ noemt, is voor de V.S. goed gedocumenteerd. Zoals we al eerder schreven bestaan er in dat land groeperingen die geloven dat Satan in levende lijve op aarde rondloopt. De directe betrokkenheid van Satan bij satanisch misbruik, zoals die tot uiting kwam in de seminale bestseller ‘Michelle Remembers’ (1980) van de diepgelovig katholieke Canadese psychiater Lawrence Pazder, hoefde dan ook niet op scepsis te rekenen in het conservatief Christelijke milieu. Dit, ondanks het feit dat er gebeurtenissen in beschreven werden die eerder aan fictieve films als ‘The Exorcist’ deden denken, dan aan een real life scenario. Naast de inmiddels bekende slacht- en slemppartijen van babies, wordt de kleine Michelle bijvoorbeeld niet zozeer ‘een oor’ aangenaaid, als wel de hoorns en staart van de duivel. Alleen door tussenkomst van Jezus en Maria persoonlijk weet ze aan de groep duivel- aanbidders te ontkomen.

In ons boek zullen we in hoofdstuk 4 aandacht besteden aan Laurel Rose Willson / Lauren Stratford / Laura Grabowski, verschillende namen voor dezelfde vrouw, die in eerste instantie door de Christelijke gemeenschap werd omarmd vanwege haar vermeende satanisch ritueel misbruikverleden, om toen ze tegen de lamp liep van naam te veranderen en zich voor te doen als Joods kinder-slachtoffer van Mengele.

Elke sociaal-culturele groep heeft zijn eigen iconen en houdt daar meestal met man en macht aan vast, zoals het geval van Laurel Rose mooi illustreert. Toen de scepsis over het waarheidsgehalte van haar SRM-verhalen bij sommigen groeide, werden representanten daarvan beschouwd als satanisten. Ook in de Joodse gemeenschap laaiden de emoties hoog op toen Laurel ontmaskerd werd. Diegenen die betrokken waren bij het démasqué werd verweten antisemiet te zijn.

In Nederland is de Christelijke geloofsgemeenschap eveneens gevoelig gebleken voor het idee dat SRM daadwerkelijk plaatsvindt. Zo bood de E.O. in 1989 als eerste een gewillig en onkritisch oor aan ouders uit Oude Pekela, die beweerden dat hun kinderen twee jaar daarvoor ritueel waren misbruikt. Zoals ze niet onterecht opmerkten vonden ze – ondanks bevestiging van hun angsten door onderzoekend psychiater Mik – weinig gehoor bij de betrokken autoriteiten. De kwestie SRM werd pas serieus genomen toen seculiere media zoals NOVA in 1993 aandacht besteedden aan het onderzoek van Suzette Boon en Nel Draijer naar de betrouwbaarheid en de validiteit van de diagnose MPS (nu DIS). Deze diagnose wordt ook dezer dagen nog direct gekoppeld aan extreem misbruik als SRM. Het volgens Boon en Draijer veelvuldig voorkomen van MPS in Nederland leidde daarom indirect tot het samenstellen van de ‘Werkgroep Ritueel Misbruik’. Deze concludeerde in 1994 dat er geen materiële aanwijzingen gevonden konden worden voor het bestaan van de betreffende misstanden.

Zoals we al eerder schreven zijn wij geen onderzoekers. Het feit dat we de indruk hebben dat het geloof in SRM m.n. in Christelijke kringen is blijven voortleven en dat Christelijke therapeuten ontvankelijker zijn voor het gedachtegoed, berust dus niet op cijfermatig materiaal. Daarnaast is het ongetwijfeld waar dat ook het seculiere gedeelte van de bevolking gevoelig is voor wat wij als een ‘urban legend’ beschouwen. Desondanks kunnen we ons voorstellen dat geloof een uitstekende voedingsbodem is voor een kritiekloze houding naar de-werkelijkheid-tartende verhalen. De apostel Thomas uit het evangelie van Johannes, die weigert te geloven dat Christus is opgestaan voordat hij zich daar zelf van overtuigd heeft, dient beslist niet tot voorbeeld van Christenen. Eén van de wezenskenmerken van de ware gelovige is dat hij onverkort gelooft. Scepsis wordt niet gewaardeerd. Eerst zien dan geloven is een on-Christelijke uitdrukking.

page1image17653808