ARGOS ‘IN DENIAL’!

5 december 2020

Het journalistiek speurwerk naar het bestaan van Satanisch Ritueel Misbruik door het VPRO nderzoeksprogramma ARGOS*, onder leiding van Sanne Terlingen en Huub Jaspers, vertoont nagenoeg dezelfde fouten als die sommige therapeuten ertoe hebben gebracht om ‘gelovige’ te worden.

Eén van de belangrijkste is misschien wel dat erop wordt vertrouwd dat de vrouwen die zijn geinterviewd een waarheidsgetrouw beeld geven van wat ze zeggen te hebben meegemaakt. Wij willen hier direct bij zeggen, dat dit niet betekent dat we veronderstellen dat de respondenten lijnrechte leugens verkopen. In ons boek** zullen we laten zien dat ‘de waarheid spreken’ en ‘doelbewust liegen’ twee uiteinden zijn van een spectrum, waarop nog diverse andere varianten liggen.

In het geval van mensen met DIS (het vroegere MPS) hebben we het m.n. over de mate van suggestibiliteit, die het hen moeilijk maakt te differentiëren tussen wat ze ooit hebben gehoord, op internet of tv gezien en gelezen enerzijds – en wat ze daadwerkelijk zelf hebben meegemaakt anderzijds. Wetenschappers noemen dit fenomeen ‘bronverwarring’.

Daarnaast willen we wijzen op de grote mate van zelf-hypnose of dissociatie, die lijders aan DIS eigen is en die maakt dat ze geabsorbeerd kunnen raken door bepaalde ideeën, die vervolgens letterlijk een eigen leven gaan leiden.

Al deze zaken maken dat een verhaal dat in een bepaalde subcultuur volledig is geaccepteerd, als ‘eigen’ gaat voelen. De diverse aspecten van het verhaal aanpassen aan de individuele situatie gaat automatisch. Het desbetreffende proces wordt ‘confabuleren’ genoemd. Het is iets wat we allemaal onbewust doen, als we in ons geheugen vissen: we passen de geheugensporen, de puzzlestukjes, aan aan nieuwe inzichten en vullen de lege plekken op met ideeën over wat er gebeurd zou KUNNEN zijn.

Therapeuten worden vaak getroffen door de levendigheid van de ‘beelden’ die hun cliënten schetsen en door de bijbehorende heftige emoties. Zo kan een vermeende getraumatiseerde patiënt in veel gevallen nauwkeurig de locatie van de marteldaden beschrijven, inclusief de kledij van de betrokkenen, tot en met een motiefje op een overhemd aan toe. Bovendien kunnen overlevers – als waren ze daadwerkelijk op dat moment aanwezig – op de scene inzoomen om bijvoorbeeld te zien hoe laat het was, op iemands horloge of op een klok. Of de denkbeeldige camera draaien, om te onderzoeken wie er nog meer aanwezig waren.

Dit soort filmcamera-achtige eigenschappen van hervonden herinneringen wijzen heel duidelijk op fantasie. Ze zijn in flagrante tegenstelling tot wetenschappelijke bevindingen over mensen in stressvolle situaties. Deze blijken namelijk juist extreem te focussen op de bron van het gevaar, zoals bijvoorbeeld het pistool bij een overval. Om die reden kan het gebeuren dat ze de uiterlijke kenmerken van de overvaller nauwelijks waarnemen, noch wat er verder allemaal gebeurt.

Geheugenwetenschappers hameren erop dat het geheugen niet fotografisch is en dat veel wordt onthouden in de vorm van een verhaal, een narratief. Je zou nog kunnen overwegen dat herinneringen die traumatisch zijn anders worden opgeslagen dan ‘normale’ – een weerwoord dat je vaak hoort in kringen van RM-therapeuten – maar onderzoek bij mensen die als kind tijdens de oorlog in vernietigingskampen hebben gezeten, wijst anders uit: de geheugenopslag vindt m.n. verbaal plaats. Eventueel ‘verzint’ men er tijdens het ophalen wat beelden bij, die dan ook lang niet altijd waarheidsgetrouw zijn.

Het verbale karakter van ons geheugen is er tevens de oorzaak van, dat je geen herinneringen hebt aan de tijd voor – ongeveer – je derde levensjaar. Men noemt dat ‘infantiele amnesie’. Helaas hebben de RM-adepten dat verschijnsel vaak aangegrepen om te ‘bewijzen’ dat je herinneringen kunt verdringen of dissociëren. Of in het lichaam ‘opslaan’.

Tevens grijpen ze ‘gewoon’ geheugenverlies – dat ook bij niet getraumatiseerde mensen schering en inslag is – aan om hun argumenten kracht bij te zetten dat een trauma ervoor zou zorgen dat de betreffende herinneringen niet toegankelijk zijn.

Maar wie weet er nu nog op welke plaats hij of zij zat, in groep 4? Alleen wanneer aan deze plaats bijzondere aspecten verbonden waren – hetzij op een leuke manier, ofwel een vervelende – zul je je dit soort details herinneren. Voor RM-therapeuten is het niet hebben van levendige herinneringen aan de jeugd echter een rode vlag.

Tot slot blijkt er uit diverse onderzoeken dat traumatische herinneringen je juist langer voor de geest blijven staan. Maar ook zij zijn onderhevig aan de gewone processen van vergeten. Dit geldt met name als je ze niet vaak meer ophaalt.

Concluderend kunnen we stellen dat zowel RM-therapeuten als de ARGOS-onderzoekers in feite wetenschaps-ontkenners zijn, zoals je ook klimaatontkenners en Holocaust-denial hebt. Zij zeggen zich te beroepen op hun ervaringen, maar de wetenschap maakt zich nu juist los van directe ervaringen. Had ze dat niet gedaan, zouden we nog steeds denken dat de zon om de aarde draait.

*https://www.vpro.nl/argos/media/afleveringen/2020/uitzending-27-juni-ritueel-misbruik.html

** Hoofdstuk 4: De lenigheid van de menselijke geest.

It was not, the authors argue, a biological leap that set humanity apart from other species, but a psychological one: namely, the uniquely human ability to deny reality in the face of inarguable evidence.